16 | Terug naar de bron

Met vlinders in zijn buik van de opwinding reed Stef voor de laatste maal door het verlaten dorpje dat in de voorafgaande weken zijn privé-jachtterrein was geweest voor voedsel en voorraden. Het volgende uur zoefde hij met een prettig gangetje zuidwaarts over de bijna kaarsrechte landweg die door de ondiepe vallei liep. De velden lagen er nog altijd dorstig bij en de gewassen leken zich reikhalzend uit te rekken naar de laaghangende wolken. Af en toe miezerde de vochtigheid omlaag, als een kille, mistige damp. Maar Stef genoot van de kalme, verzadigde atmosfeer en de veilige intimiteit van het landschap dat leek toegedekt met een beschermende grijze deken. En van de opwindende sensatie van het onderweg zijn naar een onbekende bestemming, niet te weten waar hij die avond zijn slaapzak zou uitrollen. Een vakantiegevoel. Hij reed door uitgestorven dorpjes en passeerde landhuizen en boerderijen met gesloten luiken en verwaarloosde tuinen. Incidenteel zag hij sporen van plundering en geweld. Gebroken glas en verkoold hout. Een enkele verlaten auto stond schuin in de berm en Stef drukte het pedaal dieper in om weg te zijn voordat zijn ogen de kans kregen om scherp te stellen op de vage menselijke vormen die erin zaten. Voorbij een langgerekt stuwmeer slingerde de weg tussen velden verdorde zonnebloemen omhoog naar Boulogne. Het plaatsje kondigde zichzelf van verre aan met een daadkrachtig ogende spitse kerktoren die aangemoedigd leek te worden door de pieken van een kluitje mindere torentjes die er tegenaan stonden. Hij volgde de smalle hoofdstraat die door het centrum liep en kwam langs het stadsplein waar een fraai Neoclassicistisch Hotel de Ville uitkeek op een overdekte winkelgalerij er tegenover. De grote houten deuren van de kerk op de kop van het plein stonden wagenwijd open en verspreidden een misselijkmakende weeë geur die hem van verre tegemoet kwam, het penetrante wierook voor een hoogmis van dood en verderf. Opgewonden kraaien vlogen in en uit en op de trappen betwistten enkele grote gieren elkaar een onbenoembaar stuk aas. In de schaduw van de bogen van de winkelgalerij lagen honden die gealarmeerd begonnen te keffen toen hij voorbijreed. Een paar opgewonden scharminkels holde luid blaffend een eind achter de Gator aan. Roquet ontblootte grommend zijn tanden en Stef trapte het pedaal nog eens dieper in. Op volle snelheid reed hij het stadje uit en bij een grote begraafplaats sloeg hij linksaf, een slingerend landweggetje op. Hij meanderde nu over een heuvelrug die weidse vergezichten beloofde, maar op deze grauwe dag vooral een opeenvolging van grijze coulissen onthulde.

De accu’s hielden zich goed, maar dat kon niet lang meer duren en Stef begon uit te kijken naar een bruikbare auto. Om de paar honderd meter passeerde hij een woning of boerderij, sommige van aanzienlijke omvang. Dat was een goed teken, want hij vermoedde dat hij op zo’n boerenbedrijf, waar soms meerdere generaties bij elkaar op hetzelfde erf woonden, een grote kans had om een achtergelaten auto te vinden. Maar dat viel nog tegen. Tractoren en andere landbouwmachines stonden er genoeg, maar personenwagens zag hij niet. De bewoners van de verlaten huizen waren blijkbaar allemaal met hun auto’s op zoek gegaan naar medische hulp. Uiteindelijk kwam de beitel die hij had meegenomen van het kasteel er aan te pas om een schuurtje te openen waarin hij een oude Renault 4 aantrof. Het roestige witte bestelwagentje, waarvan er vroeger duizenden rondreden in Frankrijk, wilde wel starten met een beetje hulp van de accu’s van de Gator. De benzinetank was half gevuld en kuchend kwam het klassieke autootje tot leven. Stef reed de wagen naar buiten en liet de motor een tijdje warm draaien terwijl hij een klein stukje wandelde met Roquet. Zo kon hij de benen even strekken terwijl de accu van de Renault oplaadde. Na een boterham deed hij de motor uit en liet hem even rusten. Daarna startte die weer zonder problemen en Stef besloot dat hij de overstap wel kon wagen. Hij begon zijn bagage over te laden. De Gator liet hij achter in het schuurtje.

Het was meer dan dertig jaar geleden dat hij in zo’n oud Renaultje door de Franse bergen had gereden, maar hij was weer snel gewend aan de karakteristieke gebogen versnellingspook die naast het stuur uit het dashboard stak. De koppeling was lui, de vering slap en de zitting doorgezakt, maar de motor tufte tevreden en niet veel later reed Stef met een gemoedelijk vaartje in de richting van Lannemezan. Roquet zat op de stoel naast hem met de kop nieuwsgierig uit het raampje naar buiten en met de wind in zijn haren alle geuren van de onbekende streek op te snuiven.

Na een klein half uurtje kwam hij bij een grote weg. Toen hij die opreed werd Stef meteen geconfronteerd met de inmiddels vertrouwde tekenen van chaos en verval. Rondcirkelende gieren in de lucht, verlaten auto’s die kris-kras over de weg stonden, een omgekieperde ambulance en de onvermijdelijke kraaien, gieren, honden en andere aaseters die op het rampgebied afgekomen waren. Een grote rotonde was helemaal geblokkeerd door verlaten auto’s en met enige moeite kon Stef eromheen komen door van de weg af te gaan en met vervaarlijk knarsende veringen door een stuk weide en een paar tuinen te rijden. Voor de route naar Spanje moest hij de zuidelijke afslag hebben en daar vond hij ook de verklaring voor de verkeersopstopping. Vlak na de rotonde was de ingang van een groot ziekenhuisterrein. Ongetwijfeld was dat de bestemming geweest van de ongelukkige inzittenden van de vastgelopen auto’s. Een paar honderd meter verderop stond als een baken een watertoren met een grote witte letter H erop naast de weg. Naarmate hij vorderde nam het aantal obstakels daarna gelukkig af.

Nadat hij over een viaduct een grote snelweg gepasseerd was zag hij het eerste richtingsbord waarop de tunnel van Bielsa stond aangegeven. De toegevoegde mededeling dat die gesloten was voor al het verkeer verbaasde hem niet, maar zette Stef wel aan het denken. Het had waarschijnlijk geen zin om een andere bergpas te proberen met de auto. Onder de omstandigheden zouden alle grensovergangen wel afgesloten zijn of geblokkeerd door vastgelopen auto’s. Hij besloot door te rijden, en wel te zien hoe ver hij kwam. En daarna zou hij te voet zijn reis vervolgen, nam hij zich voor. Voorlopig reed hij door een brede vallei met stukken lintbebouwing langs de weg. Naarmate de bergen groter werden en de heuvelruggen aan weerszijden zich om hem sloten, kwamen autoweg, spoorlijn en waterloop dichter bij elkaar. Als de slangen van een perverse Hermesstaf vlochten de drie aderen voor wielen, wagons en water zich in de lange kloof omhoog.

De plaatsjes die hij passeerde leken in toenemende mate ingesteld op toerisme, hoewel een incidentele gestrande vrachtwagen erop wees dat de route ook wel gebruikt werd voor goederenvervoer richting Spanje. Hier en daar stonden verlaten kampeerauto’s in de berm. Terwijl de weg merkbaar omhoog ging verschenen er meer hotels en restaurants en Stef zag regelmatig richtingsborden naar campings en gîtes. Andere borden langs de weg kondigden skipistes aan. Maar het weer nodigde niet erg uit tot activiteiten in de vrije natuur. Hoogspanningsmasten staken omhoog uit de mistbanken die tegen de berghellingen aan weerszijden hingen en op het asfalt lagen de plassen van een recente regenbui. In het riviertje naast de weg stroomde het water hem met kracht tegemoet op weg naar het lagere land, schuimend over de grote ronde kiezels in haar bedding. Naaldbomen werden talrijker en op de hellingen boven de weg zag Stef de witte schoenendozen van stacaravans. Ingeslagen winkelruiten en geplunderde apotheken in de plaatsjes die hij passeerde vertelden ook hier het verhaal van paniek en wanhoop.

Zo was hij bij Arreau aangekomen. Daar vond Stef de hoofdweg geblokkeerd door een file van verlaten auto’s, vrachtwagens en bussen. Dankzij een brug over de rivier kon hij het centrum van het toeristische plaatsje bereiken en zo via smalle straatjes en kleine landweggetjes de versperring omzeilen. Een paar kilometer verderop kwam hij weer op de doorgaande hoofdweg, maar ook daar liep hij na verloop van tijd vast. Het was ondertussen gaan regenen en Stef moest vanwege de verstopte wegen daarna nog een paar keer op zoek naar een alternatieve route om verder te kunnen. De kleine ruitenwissers van zijn R4 Fourgonette gingen driftig heen en weer, maar het zicht op de weg bleef beperkt en soms kwam hij maar stapvoets vooruit. Uiteindelijk kwam hij in een stadje met lelijke betonnen woonblokken en de moderne gebouwen in châletstijl met veel houten balkonrelingen en muren van natuursteen die zo kenmerkend waren voor wintersportgebieden. Het straatbeeld werd bepaald door schreeuwerige reclameborden voor restaurants, hotels en souvenirwinkels. Niets zo troosteloos als een uitgestorven toeristische winkelstraat in de regen. In het schemerduister onder de donkere wolken zonder elektrisch licht was het een spookachtige passage.

Aan het einde van het plaatsje kwamen alle doorgaande wegen bij elkaar op een rotonde waarvan slechts één aftakking verder ging in de richting van de grens. En die was afgesloten. Even verderop, op een brug over een kleine kloof waar het riviertje doorheen stroomde, stonden een paar groene legertrucks dwars op de weg. Enkele personenauto’s en bestelbusjes waren er gestrand en van de inzittenden was geen spoor te bekennen. Stef stapte uit en scharrelde wat rond, lang genoeg om Roquet de tijd te geven zijn behoefte te doen en zijn geurvlag achter te laten. De grote wagens waren helemaal geblokkeerd door de verlaten auto’s en konden geen kant op. Tenzij hij een andere weg omhoog kon vinden, zou hij vanaf hier te voet verder moeten gaan. Peinzend keek hij om zich heen. Het werd tijd om een goede kaart met wandelroutes door de bergen te vinden. Hij besloot terug te rijden en een winkel te zoeken die hij kon kraken om zichzelf een geschikte landkaart toe te eigenen.

Later die middag zat hij op een comfortabele leren bank in de lobby van een klein hotel, een gedetailleerde kaart van de omgeving voor zich uitgespreid op een lage salontafel. Die had hij gevonden in een nabijgelegen boekhandel. Stef had besloten om die nacht in het stadje te slapen in de hoop dat het weer de volgende dag beter zou zijn. Dat gaf hem ook de tijd om zich voor te bereiden op de komende voetreis. Tot zijn genoegen zag hij op de plattegrond dat er een wandelroute door het stadje liep die vanuit het volgende plaatsje, Tramezaïgues, pal zuid door de bergen naar Spanje ging, de GR105. Dat was nog geen twintig kilometer tot de grens. Het zag er op papier uit als een goed begaanbaar pad door een lange vallei, met aan het einde een steile klim van ruim zeshonderd meter over drie kilometer lengte. Gemiddeld slechts twintig centimeter per meter, berekende Stef. Dat was een stuk minder dan een normale traptrede. Aan het begin van die helling stond een hospice aangegeven en het leek hem een goed idee om daar te overnachten voordat hij aan de beklimming begon. Hij wist dat er aan de Spaanse kant ook refugio’s waren, maar daarvan was op de Franse kaarten niets terug te vinden. Aan de overkant van de grens lag een beschermd natuurgebied, het nationale park van Ordesa y Monte Perdido, dus daar zouden ook wel de nodige voorzieningen zijn voor bergwandelaars en natuurliefhebbers.

Hij begon een selectie te maken van de spullen die hij wilde meenemen. Behalve de standaarduitrusting waarmee hij uit Nederland vertrokken was, wilde hij ook de oplader die hij van Xavier had gepakt meenemen. Daar kwam nu een voedselvoorraadje voor ongeveer een week bij. Dat leek hem wel nodig voor zijn tocht door de bergen, rekening houdend met vertragingen en tegenslagen. Tijdens zijn strooptochten naar het dorpje bij het kasteel had hij nieuw ondergoed gevonden en ook extra warme kleding. Het kon koud zijn daar boven, wist hij. Vooral ’s nachts. Voor de veiligheid had hij het jachtgeweer uit het kasteel meegenomen, met een doosje hagelpatronen. Dat was natuurlijk flink wat extra gewicht om mee te torsen. Hij overwoog om het pistool, waarmee het hele avontuur begonnen was, achter te laten, maar kon zichzelf er niet van overtuigen dat dat een goed idee was. Misschien was hij te sentimenteel en had hij zich gehecht aan het antieke vuurwapen, alsof het een soort magisch amulet was. Maar er klonk ook een stemmetje in zijn hoofd dat hem zei dat de wereld er niet veiliger op geworden was en dat het misschien verstandig was om het ding bij zich te houden. Hij wist tenslotte niet wat hem in Spanje wachtte. Al met al zat hij tegen een berg bagage aan te kijken die veel te groot was om zelf te dragen.

Een kinderbuggy die achter de receptie van het hotel stond bracht hem op een idee. Misschien dat hij dat kinderwagentje kon ombouwen tot zo’n soort karretje als waarmee Xavier had gelopen. Dat zou een mooie oplossing zijn. Een paar honderd meter terug in het straatje had hij een kleine doe-het-zelf winkel gezien. Daar kon hij vast wel wat spullen vinden om het ding om te bouwen. Stef raakte enthousiast over zijn creatieve ingeving en nadenkend over de praktische uitvoering ervan bedacht hij dat het misschien zelfs een beter idee was om er een soort hondenkar van te maken. Hij keek naar Roquet, die naast de bank op de vloer lag.

“Nou, ouwe jongen, ik denk dat het tijd wordt dat je je kostje eens gaat verdienen. Het spijt me voor je, maar ik denk dat ik je hulp nodig ga hebben bij ons tripje door de bergen. Denk je dat je dat aankan?”

De hond keek hem loom aan, gaapte uitbundig en kwam overeind om zich eens goed uit te rekken. Daarna liep hij op Stef toe en legde zijn kop op diens dijbeen, hem zo uitnodigend om hem aan te halen.

“Nou, dat zullen we maar opvatten als een gebaar van instemming”, reageerde Stef goedgemutst. “Goed zo, jochie. Laten we maar eens gaan kijken of we een mooi karretje voor je kunnen maken.”

Na zijn bezoek aan de doe-het-zelf winkel demonteerde Stef de buggy. Hij verwijderde de steunen met de achterwielen, zodat alleen de lange voorpoten met aan de bovenkant de handvaten en aan de onderkant de voorwielen overbleven, met het zitje er tussenin. Met ducttape en een paar bezemstelen die hij ook had meegenomen uit de winkel spalkte hij de scharnieren van het frame. De bovenste helft van het zitje sneed hij weg, zodat Roquet tussen de stangen paste. Van een paar draagbanden die hij ook had gevonden maakte hij een tuigje dat over de borst en rug van de hond paste. Stef gebruikte het stevige plakband ook om de zwenkwieltjes vast te zetten. Roquet vond het maar raar, dat toestel om zijn nek. Maar aangemoedigd door een lekker hondensnackje liep hij even later met Stef een eindje door de hoofdstraat, het karretje zonder aarzeling achter zich aan slepend. Stef hoopte maar dat zijn vierpotige vriend de volgende dag ook zo meegaand zou zijn wanneer het ding beladen was.

Hij bracht een weinig opwindende avond door in het kleine hotel. Er was een bar, maar vanwege de fysieke uitdaging die hem de volgende dag wachtte deed hij het rustig aan met de wijn. Wel stak hij, met het oog op de koude nachten in de bergen, een flesje cognac in zijn bagage. Hij werkte de aantekeningen in zijn opschrijfboekje bij en at een stevige maaltijd van cassoulet met worst die hij in het keukentje achter de bar verwarmde op een gaspitje.

In de loop van de dag had Stef veel aan zijn moeder gedacht. Over hoe goed hij haar had leren kennen, gedurende die laatste jaren dat hij voor haar gezorgd had. Het was geweest alsof met haar geestelijke achteruitgang en fysieke aftakeling de kern van haar karakter steeds duidelijker zichtbaar werd. De erosie van het leven had de buitenste lagen van haar persoonlijkheid weggesleten en de diepere lagen aan het licht gebracht. Dementie was een vorm van ontmanteling, en in het geval van zijn moeder had de terugkeer naar haar kindsheid ook haar jeugdtrauma’s zichtbaar gemaakt.

Het was misschien een zware taak die hij op zich genomen had, maar ook een van de meest zinvolle dingen die hij gedaan had in zijn leven. Een verrijkende ervaring die hij voor geen goud had willen missen. De mantelzorg had Stef veel vreugde en voldoening gegeven, maar ook veel van hem gevergd en hem geconfronteerd met zijn eigen beperkingen. En uiteindelijk flink uitgeput. Maar die hele periode had hem bijzonder dicht bij zijn moeder gebracht en in die zin ook veel laten zien over de grootste invloed in zijn vroege leven, zijn oorsprong en opvoeding. Daarom had hij ook veel geleerd over zichzelf.

Uiteindelijk had het hem inzicht gegeven in hoe een noodlottige gebeurtenis uit het verleden over meerdere generaties levens kon beïnvloeden. Misschien zelfs wel tot in de verre toekomst. Want Stef was tot de conclusie gekomen dat de eigenzinnige en onconventionele koers van zijn leven richting had gekregen door de emotionele wervelwinden die waren opgestoken na het dramatische overlijden van zijn grootmoeder in haar kraambed. En dat het bestaan van zijn biologische kinderen een gevolg was van de onalledaagse route die zijn levensloop daardoor had genomen.

Stef had altijd een complexe relatie met zijn moeder gehad. Hij had zijn hele leven geworsteld met zijn on- handelbare emoties en al zijn pogingen om inzicht te krijgen in de aard en de oorsprong van zijn neurotische persoonlijkheid hadden hem geleid naar zijn vroegste kindertijd en de persoon die in die fase van zijn ontwikkeling de grootste vormende factor was geweest. Hij schreef zijn psychische mankementen grotendeels toe aan haar tekortkomingen bij zijn opvoeding. Dat was geenszins een verwijt, maar na al het gegraaf in de menselijke ziel een feitelijke conclusie waar hij niet omheen kon. Dat hij op latere leeftijd zijn problemen niet had kunnen overkomen moest hij misschien zichzelf aanrekenen, maar Stef geloofde dat de oorzaak van zijn stoornis zo diep geworteld was dat ze een onlosmakelijk onderdeel van zijn karakter was geworden. Daar viel niet veel aan te veranderen. Vanaf het vroegste begin was hij op een koers gezet die weinig ruimte bood om van af te wijken. De winden van Nature en Nurture bliezen hem in de richting van turbulente zeestromen en gevaarlijke emotionele kusten en hij kon niet veel meer doen dan de zeilen trimmen, de sterren bestuderen en het kompas in het oog houden. En hopen dat hij door observatie en waakzaamheid de gevaarlijkste klippen op zijn route kon vermijden. Maar met al zijn getuur naar de sterren die zijn lot bepaalden nam het begrip voor zijn moeder en haar beperkingen alleen maar toe. Zij was weliswaar het weersysteem dat de koers van zijn leven had bepaald, maar was op haar beurt zelf het product van kosmische en meteorologische invloeden buiten haar bereik of verantwoordelijkheid.

Zijn moeder was door het leven gegaan als een opgewekte, levenslustige vrouw die zowel in uiterlijk als in gedrag altijd jeugdig gebleven was. Stef had prettige herinneringen aan de uitgelaten en veelal spontane feestjes die ze vroeger thuis wist te improviseren voor collega’s van zijn vader of buren die onverwacht op bezoek kwamen. Ze was extravert en impulsief, in de ogen van sommigen zelfs flamboyant, maar dat maakte haar als gastvrouw een uitbundige gangmaker. Voor haar omgeving was ze immer betrokken, zorgzaam en gul geweest. Na de pensionering van zijn vader en hun verhuizing terug naar haar geboorteplaats werden de mijlpalen van verjaardagen en trouwdagen veelal gevierd met veel familieleden in het een of andere afgehuurde etablissement. Stef vermoedde dat zijn ouders de enigen in de familie waren met de financiële ruimte om dat regelmatig zo groots aan te pakken. Ze hadden een goed leven en deelden de vruchten daa van graag met anderen, ook met de vrijwilligers van het kleine oorlogsmuseum waar ze wekelijks actief waren. Het laatste gezamenlijke familiefeest was het zestigjarige jubileum van hun huwelijk geweest, niet lang nadat ze gehoord hadden dat zijn vader nog maar een paar maanden te leven had vanwege de kanker die zich vanuit zijn alvleesklier had verspreid naar zijn lever en longen.

Stef vond zijn moeder wel behoorlijk oppervlakkig, maar dat kon in de dagelijkse omgang juist een voor- deel zijn. En hij was blijkbaar de enige wie dat opviel. Of zich daar althans aan stoorde. Ze was niet iemand die problemen wilde zien of veroorzaken. Dat ze geen hoogvlieger was wist ze zelf ook wel, maar ze beschikte over een ontwapenende charme en een aantrekkelijk voorkomen, waardoor vooral mannen al snel geneigd waren om haar eventuele intellectuele tekortkomingen over het hoofd te zien. De vader van Stef, die ook niet erg diepgravend was, maar wel gevoel voor humor had, stoorde zich daar geenszins aan. Hij was trots op zijn mooie vrouw en kon erg lachen om de manier waarop ze soms een onsamenhangend betoog ophing en daarbij ‘van de hak op de tak’ sprong, zoals hij dat noemde. Soms voegde hij daar ter vergoelijking liefkozend aan toe dat ze ook maar ‘een eenvoudig meisje uit De Brug’ was. Dat had ze geenszins opgevat als een belediging. Ze zag het meer als een koosnaampje en gebruikte de uitdrukking regelmatig om zichzelf te verontschuldigen voor haar onwetendheid.

Stef was veel kritischer over zijn moeder en zag haar uiteindelijk meer als een spreekwoordelijk ‘dom blondje’: aantrekkelijk van uiterlijk, innemend van karakter, maar weinig substantieel van binnen. En dat bedoelde hij niet boosaardig of verwijtend, maar als een constatering als gevolg van zijn observaties. Uit zijn kindertijd had hij weinig concrete herinneringen aan haar en zijn algemene indruk was dat ze liefdevol en zorgzaam was geweest. In dat opzicht dus een toegewijde moeder, maar vaak wel overmatig bezorgd. Vriendjes waren thuis altijd welkom, ’s zomers gingen ze met de buren zwemmen en picknicken in het bos en in de winter was ze de enige moeder uit de buurt die als een jonge meid op het ijs in de lange sloot voor hun flat schaatste op sportieve stalen noren. Hij was natuurlijk niet ongevoelig voor haar uitbundige kant en als puber vond hij het wel leuk dat hij een vlotte en hip uitziende moeder had die weleens werd aangezien voor zijn oudere zuster. Zijn echte, jonge zusje miste al die charme en was in sociaal opzicht volledig haar tegenpool. Ze was ongemakkelijk in de omgang, angstig en onzeker. Dat waren zwakheden waar zijn moeder weinig oog voor leek te hebben. Misschien omdat die haar onbewust teveel confronteerden met haar eigen onderdrukte angsten? Of wist ze gewoonweg niet hoe ze met zulk gedrag moest omgaan?

Naarmate Stef ouder werd en onder de last van zijn deprimerende liefdesperikelen de bijzonderheden van zijn opvoeding onder de psychologische loep nam, begon hij zijn moeder in een heel ander licht te zien. Op zoek naar een sluitend verhaal dat paste in zijn persoonlijke mythos van een getroebleerd kind vond hij in de loop der tijd stukjes van een legpuzzel die bij elkaar een meer genuanceerd beeld opleverden.

Zoals hij Xavier die avond in Propières had uitgelegd, was hij na jarenlang geworstel, gestudeer en zelfreflectie tot het inzicht gekomen dat hij geplaagd werd door de gevolgen van een onveilige hechting in de tijd dat hij nog een zuigeling was. Het kon dus niet anders dan dat zijn moeder toen op de een of andere manier niet goed gefunctioneerd had in haar rol van opvoeder en verzorger. Dat schreef hij aanvankelijk toe aan de jeugdige leeftijd waarop ze zwanger was geraakt en had moeten trouwen. Maar twintig jaar was bij nader inzien nu ook weer niet zo vreselijk jong en uitzonderlijk. Misschien waren er meer specifieke factoren die een rol hadden gespeeld? Daarom richtte hij zijn aandacht op hààr jeugd en kindertijd en was hij gaan nadenken over de impact die het totaal onverwachte overlijden van zijn grootmoeder had gehad op de ontwikkeling van zijn moeder.

Zijn belangrijkste bron voor informatie daarbij was natuurlijk zijn moeder zelf, maar die wist maar weinig te vertellen over haar vroege kindertijd dat hem houvast bood. Behalve de herhaalde vaststelling dat ze haar moeder nooit gekend had en dat de opa van Stef zowel een vader als een moeder voor haar geweest was. Toen hij onderzoek deed voor de biografie van zijn grootvader sprak hij met andere familieleden over die periode. Vooral de oudste zus van zijn moeder had Stef een indruk kunnen geven van de sfeer in het gezin en de tegenslagen waarmee ze te maken kregen. En zo kon hij zich een beeld vormen van de omstandigheden waarin zijn moeder opgroeide.

Ze werd midden in de grote crisis van de jaren dertig geboren. Terwijl de wereld worstelde met de economische gevolgen van de beurskrach van 1929 en de politieke onrust van het opkomende fascisme, beleefde het gezin van de grootvader van Stef haar eigen crisis. In 1930 keerde Stef ’s opa met zijn vrouw en twee dochtertjes terug naar zijn geboortedorp, De Brug. Ze waren waarschijnlijk zwaar aangeslagen door zijn pijnlijke afgang bij de Amsterdamse politie en ternauwernood bekomen van het overlijden van een pasgeboren zoontje een paar jaar eerder. In het dorp probeerde hij met een handeltje in brandstoffen het hoofd boven water te houden. Met zijn twee broers bouwde hij eigenhandig een winkelpand voor een van hen, waarin naast diens gezin ook twee vrijgezelle zusters gehuisvest werden. Zelf woonde hij met zijn gezin een kilometer verderop aan hetzelfde polderdijkje. Daar werd in 1931 een derde dochtertje geboren. Om meer ruimte te hebben voor zijn handel en gezin verhuisden ze naar een huisje dichter bij het dorp. Daar kwam in 1934 zijn vierde dochter, de moeder van Stef, ter wereld en een paar maanden later was zijn vrouw weer zwanger. Voor de tweede keer schonk ze het leven aan een zoon, maar ditmaal moest ze de zware geboorte zelf met de dood bekopen. Een inwendige bloeding kon niet gestopt worden en werd haar fataal.

Met een pasgeboren baby, een zuigeling van elf maanden en nog drie dochtertjes in de leeftijd van vier tot dertien jaar en bovendien een eigen zaak die zijn aandacht opeiste, stond de grootvader van Stef voor de grootste, maar zeker niet de laatste, crisis van zijn leven. Terwijl hij door een sluier van verdriet de ravage van zijn ontplofte verwachtingen en vooruitzichten probeerde te overzien, werden de kinderen bij wijze van nood- oplossing voorlopig ondergebracht bij hun tantes. De drie oudsten logeerden bij de twee oude vrijsters op de bovenverdieping en de twee kleintjes vonden beneden onderdak bij de schoonzus die zelf een gezin met een kindje van krap een jaar oud had. Allemaal bij elkaar in hetzelfde pas gebouwde pand, dat al snel kreunde van de overspannen zenuwen en weinig inschikkelijke persoonlijkheden. In die chaotische periode vormde de elf maanden oude moeder van Stef waarschijnlijk de emotionele sluitpost in de balans tussen het drukke huishouden van haar tante en de zorg voor haar pasgeboren broertje. Voor veel meer dan de meest elementaire behoeften van het verweesde kleine meisje zal geen aandacht geweest zijn. Zijn moeder had geen noemenswaardige herinneringen aan die periode, maar koesterde wel de anekdote dat ze in de box haar neefje in de lip had gebeten. Maar was dat een teken van liefde of uit nijd? Of was het een onhandige reflex als gevolg van de abrupte scheiding van de voedende tepel van haar moeder?

Om zijn verscheurde gezin weer te kunnen verenigen kocht de opa van Stef een stuk land van de kerk om er met geleend geld een blokje van drie woningen op te bouwen. Er stond al een oud armenhuisje op, het knusse woninkje waarin Stef twintig jaar later geboren zou worden. Met de verhuizing naar de nieuwbouw ging de zorg voor zijn moeder van haar overbelaste tante over naar haar stuurloze oudere zussen. De twee oudsten bestierden het huishouden van hun vader – hij noemde ze zijn huishoudstertjes – maar ze leverden doorlopend strijd met elkaar over de wijze waarop dit moest gebeuren. Als tienermeiden waren ze zonder moederlijke sturing overgeleverd aan de stormen van hun ontluikende impulsen en hormonen en dobberden ze zonder duidelijke koers op de woelige baren van hun verlangens en frustraties. Een koppige, eigenwijze familietrek was ook niet erg behulpzaam in die situatie. Hun vader was te druk met andere zaken en bovendien te zachtaardig om zijn dochters tot de orde te roepen en de huiselijke discipline te handhaven. De ontwikkeling van zijn jongste dochter had in die omstandigheden geen hoge prioriteit en haar opvoedkundige behoefte aan orde, veiligheid en regelmaat werd in de beroeringen van zusterlijke twisten helemaal uit het oog verloren. En toen brak de oorlog uit.

Bovenop de emotionele janboel in het gezin kwam nu de stress van de bezetting, van de veelvuldige luchtgevechten en bombardementen in de omgeving van het dorp en van de politieke verdachtmakingen en intimidaties. De opa van Stef was lid geworden van de NSB omdat hij dacht dat de krachtige hand van een sterke leidersfiguur het beste antwoord was op de chaos en onrechtvaardigheid die hij om zich heen zag. Zijn persoonlijke frustraties liepen uiteen van de corruptie die – naar zijn mening – zijn carrière bij de Amsterdamse politie had gefnuikt, tot de schrijnende armoede bij sommigen van zijn werkloze dorpsgenoten – voor wie hij uit solidariteit de openstaande rekening bij de bakker weleens betaalde. Maar de bezetting van Nederland door Duitse militairen en de onderdrukking van zijn medeburgers paste niet bij zijn idee voor een oplossing van de maatschappelijke problemen en teleurgesteld keerde hij zich af van de politiek. Voortaan concentreerde hij zich op het behoud van zichzelf en zijn gezin. Maar hoewel hij gedurende de oorlog niet actief was voor de nationaal socialisten en zich zelfs kritisch uitliet over de bezetter en diens handlangers, zegde hij voor de zekerheid zijn lidmaatschap van de partij niet op. Dat kon nog wel eens van pas komen, veronderstelde hij waarschijnlijk. Dat opportunisme kwam hem na de bevrijding duur te staan.

De belevenissen van het gezin in die jaren kerfden onuitwisbare herinneringen in de diepste lagen van het ontluikende geheugen van zijn moeder. De huiselijke spanningen, de oorlog, de sociale uitsluiting en de dreiging van represailles versterkten het gevoel van onveiligheid en hulpeloosheid dat haar leven vanaf de dood van haar moeder had gedomineerd. Het waren veel van deze herinneringen die tot het laatst overbleven toen haar geheugen de feiten van haar leven een voor een losliet en overgaf aan de vergetelheid.

De oudere zus waar ze zich het meeste mee identificeerde werd tijdens de bezettingsjaren publiekelijk geschoffeerd door de kerk. Ze was verliefd geworden op een aantrekkelijke Duitse soldaat die in het dorp gelegerd was. En na een hoog opgelopen ruzie met hun vader besloot de oudste van de zussen haar heil elders te zoeken en verliet het huishouden om in Duitsland als kinderverzorgster te gaan werken. Door deze connecties en sympathieën met de vijand stond het gezin bloot aan vervelende kwajongensstreken en nare intimidaties. Bang voor wraaknemingen sliep hun vader rond Dolle Dinsdag met een bijl onder zijn kussen, wat Stef een opmerkelijk letterlijke reactie vond op de dreiging van een bijltjesdag. Maar voor zijn kinderen was het een angstaanjagende ervaring. Na de bevrijding in 1945 werd hij gearresteerd en onderging als politiek delinquent negen maanden lang vernederingen in interneringskamp Crailo. De kinderen werden gedurende die tijd grotendeels aan hun lot overgelaten en het enige bezoek dat de elfjarige moeder van Stef aan haar geliefde vader bracht in het kamp was een onuitwisbare traumatische ervaring voor haar.

Dat waren de anekdotes uit de oorlog en haar nasleep die ze zich later levendig herinnerde, de snippers van haar dramatisch verlopen kindertijd waaruit Stef een coherent verhaal probeerde te vormen. En natuurlijk was niet alles kommer en kwel geweest. Er waren ook gekoesterde herinneringen aan zorgeloze momenten van bloemetjes plukken langs de weg, schooltje spelen met de buurkinderen en een onvergetelijk uitje naar Artis in Amsterdam, met alle kinderen uit de straat in de zandschuit van de buurman. En op een foto zaten alle kinderen uit de buurt op een grote wip die haar vader getimmerd had en op het ruime erf voor zijn huis plaatste.

Na de lagere school leerde ze bij de katholieke nonnen de basisvaardigheden voor huishoudelijk werk en ging ze vervolgens aan de slag bij verschillende adresjes. Bij haar tante, maar ook bij de huisarts waarhaar oudere zuster al werkzaam was. Met het ontluiken van haar seksualiteit in die periode werd ze zich bewust van ongepaste mannelijke aandacht in de vorm van een glurende oom terwijl ze zich baadde en de arts en werkgever die haar regelmatig op de weegschaal tilde om te zien of ze al wat aangekomen was. Stef kon voor zichzelf niet bepalen of dergelijke achterdochtige gedachten terecht waren of het product van een overspannen puberbrein. Hij had de indruk dat ze toen in zijn familie behoorlijk preuts waren. De seksuele normen leken uit het Victoriaanse tijdperk te stammen, maar niet zonder de losbandige keerzijde die daar blijkbaar bij hoorde. Maar baden gebeurde toen bij hen thuis nu eenmaal staand in een teiltje in de keuken en als tiener was ze blijkens de foto’s inderdaad behoorlijk mager – net als Stef overigens. De vermeende tekortkoming van haar lichaamsbouw, met name haar dunne benen, bleef tot op haar oude dag een gevoelig punt. Schromelijk overdreven, vond Stef, die een onvermijdelijke voorkeur ontwikkelde voor vrouwen met net zo’n tenger meisjesfiguur als zijn moeder. ‘Bent u daar nog, mijnheer Freud?’ grinnikte hij bij zichzelf.

Door de baantjes had ze eigen zakgeld om te besteden en werd ze onafhankelijker en zelfstandiger. Ze kreeg een werkadresje bij een tante op de Prins Hendrikkade in Amsterdam, waardoor haar blik verruimde en ze in contact kwam met het leven in de grote stad. En terwijl haar oudste zussen trouwden en het huis verlieten kreeg ze thuis ook meer taken toebedeeld. Haar eigenwijze en soms koppige karaktertrekken manifesteerden zich in conflicten met haar laatste thuiswonende zus, als een echo van de strijd die de twee oudsten tien jaar eerder hadden gevoerd. Dat ze in het huishouden niet altijd even slim opereerde werd geïllustreerd door de hilarische anekdote dat ze bij een schoonmaakbeurt van de bijkeuken de waterslang op een stopcontact richtte. De elektrische schok die ze daarbij opliep leverde haar een levenslange argwaan op voor stroom en apparaten.

Ondertussen ontwikkelde ze haar smaak, kocht modieuze kleding, ging uit met vrienden en vriendinnen en droomde ervan om ‘cowboerin’ te zijn, een gefantaseerde vrouwelijke versie van de romantische cowboys die ze in bioscoopfilms zag. Maar sinds ze een op hol geslagen paard over de dijk had zien galopperen was ze doodsbang voor grote dieren als koeien en paarden, dus dat bleef bij dagdromen. Er bestonden foto’s van haar als jonge meid, poserend op het erf van haar vader met een cowboyhoed en een gitaar, samen met een van de vrijers die ze in die tijd het hoofd op hol bracht.

En zo was ze dus toen ze de toekomstige vader van Stef ontmoette. Enerzijds uitbundig, aantrekkelijk en vrijgevochten en anderzijds oppervlakkig, gespannen en een tikje neurotisch. Dat was althans zoals Stef het zag. Ze was erg gekwetst toen de buurvrouw, de moeder van haar beste vriendin en misschien een beetje een surrogaatmoeder, zich kritisch uitliet over haar voornemen om te trouwen met een man van buiten het dorp, een vreemdeling met een afwijkende geloofsovertuiging. ‘Zonde van die meid’, had ze gezegd, alsof het noodlot zijn moeder getroffen had. Die anekdote kreeg Stef een tijdlang dagelijks te horen, naast veel andere verhalen over gebeurtenissen die haar als kind en jong meisje geraakt hadden. Dat haar stap in het huwelijksbootje het noodzakelijke gevolg was van een schandalige onvoorziene zwangerschap maakte de afwijzing alleen maar pijnlijker.

In het heilzame licht van haar huwelijk zouden haar positieve eigenschappen floreren en trokken de nerveuze kanten van haar karakter zich terug in de luwte van haar rol als echtgenote en moeder, maar ze bleef doordrongen van de gevolgen van haar onevenwichtige opvoeding. Boven op het fundament van haar allesomvattende diffuse babyangst was onder de druk van het voortdurende gevoel van onveiligheid, onzekerheid en afwijzing een diepgeworteld – en waarschijnlijk neurotisch – verlangen naar acceptatie, geborgenheid en veiligheid gegroeid.

Dat inwendige conflict uitte zich volgens Stef in een overheersend patroon van aanpassen, behagen en het mijden van onaangename confrontaties. Hij zag daarom haar charmante voorkomen, haar hartelijke omgangsvormen en haar oprechte zorgzaamheid als onderdelen van een grote psychische maskerade die zijn moeder in staat stelde om enigszins normaal te functioneren.

Eén gedachte over “16 | Terug naar de bron”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *