14 | Ondemocratische gedachten

Een groot deel van zijn leven had Stef vrijblijvend gefantaseerd over hoe het anders zou kunnen, hoe je een toleranter en rechtvaardiger samenleving zou kunnen creëren. Of een beter functionerende democratie. Je zou kunnen beweren dat hij zich verplicht voelde aan wat hij als zijn persoonlijk erfgoed beschouwde, de idealen van zijn jeugd. Maar dat zou te mooi uitgedrukt zijn. Hij realiseerde zich ook wel dat het beeld van zijn ideale samenleving vooral bepaald werd door zijn persoonlijke behoeften en verlangens – en tekortkomingen uiteraard. Hij meende dat hij beter zou gedijen in een harmonieuze wereld zonder grote dreigingen, waar het gevoel geleid werd door het verstand in plaats van andersom. Zijn pogingen om een utopische samenleving te schetsen waren misschien frivool in het licht van zijn gedachten over de Vrije Wil of zijn pessimisme over de staat van de mensheid, maar er was volop inspiratie om na te denken over een betere wereld, van Plato tot de futuristische scenario’s van technocraten en sciencefictionschrijvers.

Stef, die al jong de arrogantie had om te denken dat zijn eigen kritische blik scherper was dan die van de meeste van zijn tijdgenoten, was tot de slotsom gekomen dat veel beleid en wetgeving gebaseerd was op de gedachte dat de mens een rationeel handelend wezen was, een individu dat zijn belang kende en overeenkomstig daarmee verstandige beslissingen nam. Persoonlijk was hij daarentegen van mening dat zijn medemensen over het algemeen irrationeel handelden en zich vooral lieten leiden door dierlijke instincten, vage intuïtie en primitieve driften. Om zijn gedachten daarover op een rijtje te zetten begon hij rond het jaar 2005 te schrijven aan het project dat hij De Natuurlijke Mens had gedoopt. In de verschillende onafgemaakte versies had hij geprobeerd uit te leggen dat de mens evolutionair gezien een dier was en dat de menselijke culturele geschiedenis van ten hoogste enkele tienduizenden jaren niet opwoog tegen de drijfveren van honderden miljoenen jaren dierlijke evolutie. Dat mensbeeld was natuurlijk gebaseerd op Darwin’s werk waarvan hij in die periode veel las, met name The Descent of Man en The Expression of Emotions in Man and Animals. Sinds de tachtiger jaren van de twintigste eeuw kreeg evolutionaire psychologie als serieuze academische richting voet aan de grond. Stef meende in het werk van Harari veel sporen van die biologische kijk op het menselijk gedrag aan te treffen.

Omdat hij vond dat een democratie in een open samenleving alleen goed kon functioneren als de kiezers zich bewust waren van de invloed van hun dierlijke instincten, dacht Stef lange tijd dat opvoeding en onderwijs de beste manier waren om verantwoordelijke burgers te vormen en de neuzen dezelfde rationele kant op te laten wijzen. Hij speelde daarom met het idee om het kiesrecht te verbinden aan een soort diploma. Zijn opvattingen daaromtrent wilde hij samenvatten in wat hij zijn Manifest for Advanced Citizenship noemde, afgekort tot MAC. Daarin zou hij pleiten voor een kiesdrempel in de vorm van een diploma waarmee de burger kon aantonen dat hij zich verdiept had in de verantwoordelijkheden van deelname aan het democratisch stelsel en de morele fundamenten van de samenleving zoals vastgelegd in de grondwet. Zo’n restrictie was natuurlijk totaal niet politiek correct en waarschijnlijk volstrekt ondemocratisch, maar het onverantwoordelijke gedrag van kiezers en de desastreuze ontwikkelingen die hij bespeurde in de samenleving noopten tot rigoureuze maatregelen. Vond hij toen.

Want de stem van het volk sprak soms nogal lichtzinnig. In Nederland werd het raadgevend referendum afgeschaft nadat het als democratisch instrument in populistische handen was gevallen en onder meer de Europese integratie dreigde te dwarsbomen. Dat laatste was duidelijk het geval bij het desastreuze Britse referendum waarbij een kleine meerderheid er onder valse verwachtingen voor koos de Europese Unie te verlaten, wat leidde tot de notoire Brexit-affaire. In de vs werd met leugens en bedrog de cynische psychopaat Donald Trump door ontevreden burgers gekozen tot president. Ook in verscheidene Oost-Europese landen leidde het democratische proces tot evident ondemocratische ontwikkelingen in het bestuur, zoals pogingen om de rechtelijke macht politiek te beïnvloeden of de vrije pers te muilkorven. Het risico dat de democratie zichzelf zonder al teveel weerstand om zeep zou kunnen helpen werd met deze gevallen op onthutsende wijze geïllustreerd.

Het opvoeden van een verantwoordelijke elite leek hem lange tijd een toepasselijk antwoord op de tekortkomingen van de democratie. Plato had natuurlijk al gepleit voor een regering van filosofen omdat die volgens hem het beste toegerust waren om het schip van staat te besturen. Dat sprak Stef wel aan, maar het politieke systeem dat de oude Griek voorstond leek meer op dat van het totalitaire regime in Sparta dan op de Atheense democratie. Stef fantaseerde weleens over de voordelen van de zogenaamde Verlichte Despoten van de achttiende eeuw. Die combineerden een grote persoonlijke macht, die hen in staat stelde om snel en doeltreffend te handelen, met de vooruitstrevende inzichten van de Verlichting – voor zover die in hun eigen straatje pasten natuurlijk. Daarmee werden in ieder geval enkele van de meer stroperige nadelen van de democratie overkomen en de primitieve instincten van de massa omzeild.

Het Romeinse model van een senatorenklasse waarvan de leden een opleiding kregen in wetskennis, filosofie en retorica en een militaire en bestuurlijke carrière doorliepen waarbij ze op allerlei niveaus ervaring opdeden, had Stef in principe een toepasselijke praktische voorbereiding geleken op het leiden van een staat. Deze zogenaamde cursus honorum van nuttige en eervolle ambten was de basis van een politieke carrière in het oude Rome. Aan de top van die ladder stond het ambt van consul. De ultieme uitvoerende macht delegeren naar twee gekozen consuls voor de periode van een jaar kon ook een waarborg zijn tegen dynastievorming, hoewel dat in het Romeinse voorbeeld niet had kunnen voorkomen dat Octavianus, de latere keizer Augustus, de macht van zo’n beetje alle belangrijke publieke functies permanent in handen kreeg en die keizerlijke positie, van ‘eerste onder gelijken’, doorgaf aan zijn nakomelingen. Bovendien telden vrouwen in het oude Rome in het geheel niet mee in de politiek, behalve middels hun vermogen om nakomelingen te produceren en zo de naam en faam van hun familie door te geven en politieke allianties te bezegelen.

Stef moest vaststellen dat hij er van de weeromstuit nogal elitaire opvattingen op nahield over de wijze waarop een land geleid moest worden. Hij begreep ook wel dat dit behoorlijk dubieus was. En naïef ook. Macht corrumpeert nu eenmaal en er was geen enkele garantie dat een bestuurlijke elite geen voorrechten naar zich zou toetrekken, hoe verlicht ze ook was. Er moest ergens een controlemechanisme in het politieke systeem zitten. De scheiding der machten was daartoe een minimale eis. Maar als de verantwoordelijkheid voor de rechtelijke macht en de uitvoerende macht in handen was van professionele juristen, geschoolde ambtenaren en getrainde militairen, waarom dan de wetgevende macht van het parlement overlaten aan amateurs die werden gekozen door een wispelturig en makkelijk beïnvloedbaar volk?

De vraag was hoe je de verworvenheden van de democratie en de scheiding der machten kon behouden en tegelijkertijd mechanismen inbouwen die intolerante en antidemocratische krachten aan banden legden? Lange tijd kon Stef zijn versie van Utopia alleen maar beschrijven in termen van een aantal randvoorwaarden die een hiërarchie aan waarden, normen, grondrechten en principes zouden omvatten. Die zouden voldoende ruimte moeten bieden aan een flexibel, adaptief systeem dat naar gelang de omstandigheden soms de macht in handen gaf van een autocratisch leiderschap met vergaande bevoegdheden, soms de wetgeving overliet aan een professionele elite en soms ruimte bood voor volksreferenda en directe democratie.

Bij zo’n dynamisch politiek stelsel zou soms de nadruk op vrijheid liggen en in andere tijden de behoefte aan gelijkheid meer bepalend zijn. Die dynamiek zou onvermijdelijk gevoed worden door het besef dat eender welk systeem dan ook nooit alle burgers het optimale geluk zou kunnen verschaffen. Het adaptieve politieke systeem dat Stef voor ogen had zou moeten draaien om het streven naar een optimaal welbevinden van de meerderheid van haar bevolking. Maar ze zou ook bepaald worden door een wisselwerking met externe factoren van bijvoorbeeld ecologische en economische aard. Iedere tijd vroeg om een ander bestel.

Hoe dat precies zou moeten functioneren wist hij ook niet. Stef vond zelf ook dat hij weer erg vaag bleef in de uitwerking van zijn idealen. Na wat puzzelen hoopte hij dat het niet nodig was om de parlementaire democratie zoals hij die kende overboord te gooien. Misschien was het toch voldoende om de burgers te doordringen van hun verantwoordelijkheid en bewuster te maken van het belang van de democratie. En de volksvertegenwoordigers te professionaliseren.

Stef kwam tot de slotsom dat de democratische vorming van de kiezer eigenlijk verwaarloosd was. Blijkbaar leefde er een wijdverspreide misvatting dat de mens van nature in staat was om het belang van de democratie te zien en de tekorten ervan te onderkennen. Dat kon leiden tot verwarrende en tegenstrijdige opvattingen over wat democratie nu eigenlijk inhield. Zo meende hij dat veel Oost-Europeanen zich na de val van het communisme wilden aansluiten bij de Europese Gemeenschap in de veronderstelling dat democratie gelijk stond aan welvaart. Het tegendeel bleek het geval toen met het nieuwe politieke stelsel ook de krachten van de vrije markt werden binnengehaald. Ook in het Westen staken uit frustratie over de welvaartsverdeling en angst voor het verlies van levensstandaard zelfzuchtige en antidemocratische sentimenten de kop op.

Een goed functionerende democratie zou juist doordrongen moeten zijn van begrip voor minderheidsstandpunten en solidariteit met zwakkeren hoog in het vaandel moeten dragen. En politieke gelijkwaardigheid kon alleen bestaan in een klimaat waar een mate van economische gelijkheid heerste. Geen jaloersmakende grote verschillen in vermogen en inkomen dus, want de geschiedenis leerde dat rijke elites onevenredig veel politieke invloed aantrokken en dat zowel wetten als rechtspraak in hun voordeel werkten. Daarmee werd het democratische principe van gelijke invloed ondermijnd. Wat Stef betreft moest het dus gaan om een sociale democratie met de nadruk op waarden van solidariteit, gelijkheid en rechtvaardigheid en niet om een liberale democratie waarin economische vrijheid vooropstond. En de burgers zouden doordrongen moeten raken van de vele terreinen waarop de democratie hun veilige bestaan mogelijk maakte, niet alleen door de beperkingen van belastingen, regels en verboden, maar ook door de garantie van persoonlijke vrijheden, sociale voorzieningen en de mogelijkheden van ontplooiing die geboden werd.

Om degelijk voorbereid deel te kunnen nemen aan verkiezingen zouden burgers al jong kennis moeten nemen van de werking van de democratie en de onderliggende opvattingen over een rechtvaardige verdeling van de welvaart en wederzijdse verantwoordelijkheid. Net als het verkeersdiploma de leerlingen op de basisschool voorbereidde op deelname aan het verkeer, zou een ‘democratie-examen’ kinderen al vroeg bewust moeten maken van de verworvenheden, rechten en plichten die het democratische bestel bood in vergelijking met andere politieke systemen.

Dat zou ze ook moeten voorbereiden op een vorm van dienstplicht, die vervuld kon worden op ongeveer de leeftijd waarop ze ook hun stem mochten uitbrengen bij verkiezingen. Door dat verband expliciet te leggen, zou het duidelijk worden dat er zowel rechten als plichten verbonden waren aan het leven in een democratie. Bovendien stelde het jonge mensen in staat om kennis te maken met de praktijk van het stelsel. Stef vond namelijk dat er stageplaatsen gecreëerd moesten worden bij de drie takken van de Trias Politica: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtelijke macht. Dat zag hij als een opstapje naar een eigentijdse versie van de Romeinse ladder van eervolle posities waarop politieke leiders gevormd werden. Onder de uitvoerende macht moesten dan niet alleen politie en leger vallen, maar ook de zorg. Dat vond hij een logisch uitvloeisel van de verantwoordelijkheid van de overheid voor haar burgers. Men kon dan bijvoorbeeld kiezen om te dienen bij politieke partijen, veiligheidsdiensten zoals de politie en het leger, de gerechtshoven of in de verzorging van ouderen, zieken of gehandicapten. Deze dienstplicht zou gepaard moeten gaan met een verdieping van de ideologische vorming, waarbij meer inzicht verworven werd in de waarden, normen, principes en grondrechten waarop de samenleving gebaseerd was. Als tegenprestatie kreeg men het recht op een basisinkomen voor het leven.

Na de dienstplicht kon men ervoor kiezen om carrière te maken bij de overheidsdiensten of elders – in werk of studie – de eigen talenten te ontwikkelen en te ontplooien. Al deze activiteiten leverden democratische bonuspunten op die toegang konden geven tot verantwoordelijke politieke functies. Dat kon ook gelden voor bijvoorbeeld ondernemerschap of een carrière in sport, cultuur of wetenschap. Alles dat op de een of andere manier een bijdrage leverde aan de gemeenschap. Op basis van het aantal verworven maatschappelijke punten kon een persoon zich verkiesbaar stellen als volksvertegenwoordiger op stedelijk, provinciaal of landelijk niveau.

Stef hoopte dat op die manier personen die doordrongen waren van democratische principes en begrip van de onderliggende waarden de belangrijke posten in de wetgevende macht vulden en eventuele intolerante en ondemocratische emoties in de samenleving in toom hielden.

Maar hij moest ook erkennen dat het nu eenmaal onvermijdelijk was dat er fundamentele verschillen van inzicht zouden blijven bestaan. Onze opvattingen over hoe de samenleving ingericht en geleid moest worden waren grotendeels het resultaat van onze persoonlijke ervaringen. En mensen verschilden in de ervaringen die ze tijdens hun leven opdeden, werden daardoor anders gevormd en konden zodoende heel uiteenlopende verwachtingen, idealen en taboes hebben. Compromissen bleven noodzakelijk en waren nu eenmaal een onmisbaar kenmerk van de democratie in een onvermijdelijk heterogene wereld. En pluriformiteit kon een belangrijke bijdrage leveren aan de dynamiek van een samenleving en het vermogen om nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. Diversiteit was tenslotte in de natuur ook een belangrijke factor bij het aanpassingsvermogen van soorten en dus van de biologische evolutie.

Anderzijds was een mate van eensgezindheid van belang voor de besluitvaardigheid in penibele situaties en grote uitdagingen. Misschien dat een besef van gedeelde identiteit en gemeenschappelijke toekomst kon helpen om een gevoel van saamhorigheid te bevorderen. Maar Stef vreesde dat zulke gezonde sentimenten van patriottisme en nationale trots maar al te makkelijk zouden ontaarden in chauvinisme van een bedenkelijker soort. Hij was in dat verband ook helemaal niet tegen de monarchie zoals die in Nederland functioneerde. In een tijdperk waarin verschillen en tegenstellingen werden aangewakkerd door sensatiebeluste media en onverantwoordelijke politici zag hij het koningshuis als een heel belangrijk symbolisch bindmiddel voor gevoelens van nationale eenheid. Ook al stond het gekroonde staatshoofd soms wat ongemakkelijk boven de partijen.

En dan was er nog de vierde macht, de pers. Persvrijheid was een groot goed, maar Stef zag met de grotere diversiteit en toenemende invloed van de media, ook de behoefte om de burger te beschermen tegen de alom aanwezige misinformatie. Ook daarin moest onderwijs een grote rol spelen. Maar het leek hem evenzeer nuttig dat er in de pers een vorm van certificatie kwam, een kwaliteitslabel dat het publiek een indicatie gaf van de betrouwbaarheid van de geboden informatie. Dus geen beperking van de vrije en onafhankelijke pers, maar wel een duidelijke scheiding van feiten en meningen en een kwalificatie van de berichtgever.

Overigens was de moderne democratie met het algemeen kiesrecht voor iedereen pas zo’n honderd jaar oud. Het was niet uitgesloten dat naar gelang de omstandigheden veranderden ook het politieke stelsel zou moeten worden aangepast. Dat de experimenten met volksreferenda zo slecht waren verlopen, hoefde niet te betekenen dat er in de toekomst onder invloed van de informatietechnologie geen vormen van rechtstreekse volksraadpleging en directe democratie zouden worden ingevoerd.

Stef verwachtte dat in de toekomst ook veel van het werk van politici zou worden overgenomen door computers. Nu al werden computermodellen, simulaties en berekeningen volop gebruikt bij de onderbouwing van beleidsplannen en wetgeving. Tot nog toe waren die computers over het algemeen slechts domme machines die gecompliceerde berekeningen nauwkeuriger en sneller konden uitvoeren dan de mens. Maar wanneer de kunstmatige intelligentie volwassen werd, dan zouden computersystemen steeds vaker in staat zijn om gedetailleerde en samenhangende voorstellen voor wetten te formuleren. En wanneer dat eenmaal naar tevredenheid functioneerde en de intelligente machines het vertrouwen hadden gewonnen, zo verwachtte Stef, dan was het nog maar een kleine stap om het daadwerkelijk nemen van beslissingen over te laten aan zulke intelligente apparaten, waarbij de mens nog slechts een controlerende of bevestigende functie zou hebben. Maar dan waren we waarschijnlijk alweer een flink eind op weg naar de transhumanistische toekomst waarin de mens zoals we die kennen niet meer bestond. Dat nieuwe tijdperk zou ongetwijfeld te maken krijgen met problemen en uitdagingen waarvan wij ons geen voorstelling konden maken.

Op een avond lag Stef op zijn ligstoel bij het kampvuurtje in de vlammen te staren. Het huis achter hem was donker en de wereld was gekrompen tot een bolvormige capsule van licht rond het vuur, begrensd door de muur van het terras, de struiken aan weerszijden en de onderkant van een paar takken schuin boven zijn hoofd. Daarbuiten was enkel duisternis. Mister Nash was bij hem op schoot gekropen en lag genoeglijk te spinnen terwijl Stef in gedachten verzonken de nek van het dier zachtjes masseerde. Roquet lag op de warme stenen van het terras zijn eigen dromen te dromen, een donkere schaduw tegen een donkere achtergrond. Die middag had Stef in een lade in de muziekkamer een stukje hasjiesj gevonden en hij had geen weerstand kunnen bieden aan de verleiding om na het avondmaal een ouderwetse joint te roken. Dat riep herinneringen op aan zorgeloze tijden, onsamenhangende muzikale jamsessies met vrienden en oeverloos gedelibereer over de zin van het leven. Nu zat hij in een luminescente cocon die in de eindeloze duisternis van het heelal zweefde en liet zich meevoeren op de associatieve getijden die door zijn hoofd vloeiden.

De toekomstscenario’s die hij eerder had overwogen werden nu aangevreten door de nuancering van allerlei twijfels en relativeringen. Wat was nu eigenlijk de rode draad in zijn redeneringen over een betere samenleving? In de reflectie van dat moment zag hij dat het erop neerkwam dat hij minder tegenstellingen en meer eensgezindheid en saamhorigheid wilde in de wereld. Dat was allereerst beter voor zijn eigen gemoedsrust, want hij hield niet van conflicten en confrontaties. Maar het scheelde ook een hoop verspilling van energie en geld, want opstanden, gewelddadige conflicten en oorlogen veroorzaakten onnodig veel leed en vernielingen. En tenslotte was eensgezindheid een dwingende voorwaarde voor de aanpak van alle wereldwijde problemen die het voortbestaan van de mensheid bedreigden. Woog dat allemaal op tegen de onvermijdelijke beperking van individuele vrijheden? Stef meende van wel. Want er mocht best een flink prijskaartje hangen aan het overleven van de menselijke beschaving. Maar hij maande zichzelf tot voorzichtigheid, want hij moest ook denken aan zijn grootvader, die tijdens de crisisjaren tussen de twee wereldoorlogen ook met grote ongerustheid en frustratie de onmacht van democratische regeringen had gezien en zich daarom aangetrokken had gevoeld tot het idee van een krachtig leiderschap dat de weg zou wijzen uit de chaos van die tijd. En dat was een bedenkelijke voorkeur geweest die zowel voor zijn grootvader als voor de rest van de mensheid rampzalig had uitgepakt. Daaruit had Stef de les getrokken dat je maar beter bescheiden kon zijn over je stellige opvattingen.

Maar wat dan? Lag er een middenweg tussen autoritaire sturing richting een ideaal voor de toekomst enerzijds en anderzijds maar afwachten waartoe een ongecontroleerd vrij spel van marktwerking, menselijke emoties en politieke kortzichtigheid ons zouden voeren? Moesten we in het oog van de ondergang blijven schipperen met de onvolkomenheden van de democratie en de beperkingen van de mens? En hadden zulke gedachten werkelijk enige zin terwijl het misschien al te laat was voor de mensheid? Want wat betekende dit alles tegen de achtergrond van de Rode Dood?

En zo keerden zijn gedachten weer terug naar het uitgangspunt dat het voorspellen van de toekomst een uiterst hachelijke zaak was. Er waren eenvoudig teveel ongewisse factoren die van invloed konden zijn. Een natuurramp, een terroristische aanslag of een politieke moord kon de precaire balans van ecologische systemen ontwrichten, sociale spanningen doen opvlammen of de internationale verhoudingen desastreus verstoren en daarmee het pad van de geschiedenis een onverwachte wending geven. Stef zag op dat moment voornamelijk aanwijzingen voor sombere scenario’s en vroeg zich af of er ook ruimte was voor optimisme. Zouden de positieve trends voor levensduur, opleidingsniveau en welvaart kunnen doorzetten zonder de onmiskenbaar rampzalige sociale en ecologische bijverschijnselen? Zou de opkomst van een welvarende middenklasse in China dat land in de richting van een meer open samenleving sturen? Zou de wetenschap een goedkope en duurzame bron van energie ontdekken die in één klap de economische machtsverhoudingen op zijn kop zette? Was er een alchemistische technologie mogelijk die ons in staat zou stellen om zelf ruwe grondstoffen te fabriceren in plaats van die op catastrofale wijze aan de Aarde te blijven onttrekken? Of was er een mogelijkheid om dergelijke materialen met weinig kosten te winnen op de maan, de planeten en de asteroïden? Bestond er een realistisch toekomstscenario waarin de welvaart eerlijk verdeeld werd en ieder mens op Aarde verzekerd was van zijn materiële en mentale basisbehoeften? Stef hoopte het van harte, fantaseerde graag over de mogelijkheden, maar zag er weinig concrete aanwijzingen voor. Niet in de algemene historische trends, niet in de natuur van de mens en niet in praktische mogelijkheden. Alleen in de fantasie kon Utopia bestaan. En dat was blijkbaar een illusie die de mens voldoende motiveerde om verder te gaan en te blijven pogen om zichzelf of de wereld te verbeteren. ‘Zonder wrijving geen glans’, was een tegeltjeswijsheid die terug te voeren was op een uitspraak van Confucius. Ze suggereerde dat conflicten en tegenstellingen noodzakelijk waren om vooruitgang te boeken. Stef vroeg zich af of dat de belangrijkste les was die je uit de geschiedenis kon trekken. Was het menselijk lijden de prijs van de vooruitgang?

Als de mensheid zichzelf niet om zeep bracht, dan zou ze ongetwijfeld blijven doormodderen. Ieder individu op zoek naar zijn eigen Utopia, altijd worstelend met de weerbarstige realiteit van de menselijke natuur en schipperend tussen geluk en ongeluk, tussen voorspoed en tegenslag. Iets anders was redelijkerwijs niet voor te stellen. Nee, sterker nog, zonder die worsteling zou de mens de mens niet meer zijn, maar een wezen van een geheel andere orde. Stef moest denken aan iets dat hij bij Harari had gelezen, over wat de schrijver de Frankenstein Profetie noemde. Net als Gilgamesj, de Soemerische held van het oudste overgeleverde epische avontuur uit de geschiedenis, waren we in de kern van de zaak altijd op zoek naar het eeuwige leven. Daar kon Stef het wel mee eens zijn. Was zijn behoefte om biologisch nageslacht voor te brengen daar ook niet een uitdrukking van? En zijn schrijfwerk? Dat kon je ook zien als een middel om voort te bestaan na de dood. ‘Wie schrijft, die blijft’, luidde een gevleugeld gezegde. De hele wetenschappelijke revolutie draaide volgens Harari om het streven naar onsterfelijkheid. Die zou uiteindelijk leiden tot de creatie van een onsterfelijk wezen. En als scheppers van onze eigen evolutionaire opvolgers moesten we ons afvragen wat wij wilden dat hùn ambities en verlangens waren. Welke erfenis gaven we door aan de onsterfelijke kinderen van de mensheid?

Zijn gedachten waren weer flink op hol geslagen tijdens die ontspannen dagen op het landgoed. Stef realiseerde zich dat maar al te goed. Hij begon het gemis aan gezelschap en menselijk contact te voelen. Thuis waren het vaak zijn vrienden of collega’s geweest die hem terugbrachten naar de praktische realiteit van de dag. Of hem toch in ieder geval even uit zijn introverte denkwereld konden te halen. Hij wist dat hij de neiging had om zichzelf te verliezen in zijn gepeins wanneer hij zich afsloot voor anderen. Maar nu had hij slechts Roquet en Mister Nash als gezelschap en die gaven weinig weerwoord. Hij werd er onrustig van en ter afleiding begon hij de nog onbezochte hoeken en gaten van het landgoed te exploreren.

Op de stoffige zolder van het woonhuis vond hij afgedankte meubels, verweerde tapijten, koffers met versleten kleding, kistjes met oud speelgoed en lelijke schilderijen van gemartelde heiligen en romantische landschappen. Het rook er naar familietradities, vergane glorie en vervlogen dromen. In de kelder stond een ouderwetse oliegestookte verwarmingsketel die betere tijden gekend had. Daarnaast een moderne elektrische installatie met een boiler. Verder meer oude meubels en kasten met schoonmaakmiddelen en andere huishoudelijke spullen zoals gebutste emmers, roestige teiltjes en defecte keukenapparaten. Tot zijn grote genoegen vond hij in een apart vertrek een respectabele wijnvoorraad met zo te zien een aantal goede wijnen voor speciale gelegenheden. Die vondst werd gevierd met het openen van een fles Mouton Rothschild uit 1955 bij een toepasselijk feestmaal met een stuk reerug uit de vriezer. Gezien de naam van het wijnhuis waren lamskoteletjes misschien geschikter geweest, maar die waren niet voorhanden. En het jaar 1955 lag het dichtst bij zijn eigen geboortejaar, dat blijkbaar geen goede wijnen had opgeleverd. Dat smaakvolle diner op het terras was het begin van een liederlijke avond met keiharde muziek en een dronken duik in het zwembad.

In de rechtervleugel van het kasteel, aan de kant van de zogenaamde Griekse poort, vond hij tot zijn verbazing een ruim schildersatelier en het duurde even voordat hij doorhad dat het de werkruimte was geweest van de vrouw des huizes. Haar naam stond op een enveloppe met het adres van het kasteel: Solange Clairemont. Ze signeerde haar werk met de initialen SC. De kleurige schilderijen die hij in het woonhuis had gezien waren duidelijk van haar hand. In het atelier stonden meer weidse landschappen met zwierige vormen en sprekende kleuren. Stef vond ze erg mooi. In hetzelfde bijgebouw trof hij stapels opklapstoelen en een geluidsinstallatie. Uit een paar foldertjes die er lagen maakte hij op dat er soms concertavonden georganiseerd werden op het landgoed. Dat verklaarde ook de overvloed aan slaapkamers in het kasteel. Die waren natuurlijk uitermate geschikt om bezoekende musici in onder te brengen.

Uiteindelijk kwam Stef op een middag weer in de werkplaats in de andere zijvleugel. Onder het dekzeil vond hij een oude matgrijze Panhard. Dat klassieke automobiel was blijkbaar een hobbyproject, want de motor was eruit gehaald en stond half gedemonteerd op een houten pallet. Ook de banken waren verwijderd en in de wagen lagen allemaal losse onderdelen, zoals spiegels, lampen en een fraai houten stuur. Stef wist niets van dit merk, maar had er weleens van gehoord. Hij meende dat het wel een zeldzame wagen zou zijn.

Zijn aandacht ging vervolgens naar het kleine John Deere wagentje dat in dezelfde ruimte stond. De lichtgroene terreinwagen had twee knalgele plastic stoeltjes en velgen in dezelfde kleur, waardoor het wel iets had van een speelgoedautootje. Hij had het formaat van een golfkar, maar de trekhaak en de kleine laadbak gaven aan dat het een echt werkpaard was voor op het landgoed. Het ding leek hem zeer geschikt voor het vervoer van hooibalen en zakken paardenvoer over kleine afstanden. Op een plaatje op de voorbumper las Stef dat het model een Gator te was, wat gezien de groene kleur en het robuuste profiel op de kleine wielen ongetwijfeld een afkorting was voor ‘alligator’. Er liep een stroomkabel vanaf de achterkant naar een stopcontact in de muur. Het woord Electro op de laadbak suggereerde dat de Gator een elektromotor had en blijkbaar kon je hem gewoon opladen aan een wandstopcontact. De contactsleutel zat in het slot en toen hij die omdraaide lichtte boven de stuurkolom een kleine indicator op die liet weten hoeveel stroom er nog in de batterijen zat. Die waren zo te zien halfvol. Onder die stroommeter zat een digitale teller die op 1538.4 stond. Stef twijfelde of dat het aantal gereden kilometers aangaf, of dat het getal misschien iets te maken had met het gebruik van de accu’s. Hij vroeg zich af hoe ver je zou kunnen rijden met het karretje voordat de batterijen leeg waren. Op het dashboard stond in vijf regels een eenvoudige instructie om het ding te bedienen en zonder al teveel moeite laveerde Stef de Gator de garage uit.

Even later scheurde hij over het terrein naast het kasteel, achtervolgd door een luid blaffende Roquet. De paarden stonden aan de rand van het veld in de schaduw van een paar bomen wat te suffen, maar toen het opvallende wagentje dichterbij kwam begonnen ze opgewekt mee te draven. Uitgelaten reed, holde en draafde het clubje van man, hond en paarden enkele rondjes over het circuit bij de kleine stal. Stef joelde als een cowboy en had de grootste pret. Bevangen door de hilariteit verliet hij het ronde parcours en gevolgd door het beestenspul denderde hij de helling af naar de akkers onder het kasteel. Daar ging de speelse achtervolging verder totdat Roquet er de brui aan gaf. Zwaar hijgend met de tong uit de bek besloot de hond dat het wel genoeg geweest was en ging erbij liggen. Stef draaide om en stopte bij het oververhitte dier. Hij stapte uit en ging bij de hond op de grond liggen uitblazen. De paarden kwamen ook weer tot rust en liepen naar het beekje aan de rand van het veld. Ze lieten hun koppen zakken en dronken van het verkoelende water.

“Pffffoei, dat was te gek, zeg”, zei Stef tegen de gevloerde hond. “Vond je’t ook leuk, of wil je de volgende keer liever meerijden in de bak?”

Hij bedacht dat hij net als de paarden ook wel toe was aan een verfrissend drankje en besloot terug te rijden naar het kasteel. Roquet had weinig aanmoediging nodig om achter in de laadbak van de Gator te springen. Tijdens de rit over het hobbelige terrein kon het dier nauwelijks zijn evenwicht bewaren, maar met de neus in de wind genoot hij zichtbaar van de ervaring.

Bij het huis gekomen zag Stef dat de meter van de accu’s een streepje gezakt was. Om uit te vinden hoe lang hij met volle batterijen kon rijden besloot hij de wagen die nacht aan het stopcontact te laten staan om hem helemaal op te laden. Maar toen hij de kabel van de Gator had aangesloten zag hij geen enkele indicator die hem vertelde dat er daadwerkelijk elektriciteit geladen werd. Dat maakte hem achterdochtig. Was er iets mis met de aansluiting? Dat leek niet erg logisch omdat de bewoner het wagentje precies zo achtergelaten had. Misschien dat er geen spanning op het stopcontact zat? Stef keek rond om een elektrisch apparaat te zoeken dat hij zou kunnen aansluiten om te zien of er stroom was. Maar toen hij de lichtschakelaar probeerde gebeurde er niets. Dat bracht hem op de gedachte dat er waarschijnlijk ergens een hoofdschakelaar voor de werkplaats was en dat die uit stond. Misschien bij de schakelkast in het schuurtje met de zonnepanelen op het dak? Hij besloot het anders op te lossen en reed de wagen naar het terras achter het huis en sloot hem met de kabel door het venster aan op een stopcontact in de keuken waarvan hij zeker wist dat er spanning op stond. Dat leek te werken, want tot zijn tevredenheid begon het balkje van de accumeter de knipperen.

De volgende dag reed hij met de John Deere naar het dorpje om boodschappen te doen. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om flink wat spullen in te slaan. De laadbak werd gevuld met kratten mineraalwater en frisdrank, maar ook flink wat blikken en potten en andere houdbare zaken. En dierenvoer natuurlijk. Met zijn tong uit zijn bek en de kop in de wind bewaakte Roquet de buit vanuit zijn strategische plekje in de achterbak. Terug op het landgoed was de lading van de accu’s weer met een streepje gedaald, wat overeenkwam met een tiende van het maximale oplaadvermogen. Stef berekende dat de gereden afstand ongeveer drie kilometer was, wat erop neerkwam dat hij met een volle lading een kilometer of dertig zou kunnen rijden.

Om de proef op de som te nemen maakte hij de daaropvolgende dagen een paar langere ritten in de omgeving. Vanuit het kasteel linksaf, over de kam van de heuvelrug een paar kilometer tot aan het begin van de ondiepe vallei en aan de andere kant weer terug naar het dorpje. Dat was aanvankelijk een aangename tocht door een verlaten landschap van verwaarloosde akkers die over de hellingen gedrapeerd lagen en de bodem van de vallei bedekten. Onder een vale zon reed Stef over geasfalteerde landweggetjes zonder richtingsborden en zonder schaduw. Hier en daar stond een geïsoleerde boerderij of een grote schuur met balen stro of landbouwvoertuigen. Geen vee, geen mensen, geen kip te bekennen. De gewassen zagen er verdroogd uit, er stond onkruid tussen de aardappelen en fijn rood stof bedekte het groen. Het zachte gieren van de elektrische motor van de Gator klonk als een naargeestige mechanische wind die over de uitgestrekte leegte waaide. De leegte, het verval en de eenzaamheid begonnen de stemming van Stef te bedrukken. Alsof met de snellere verplaatsing en zijn grotere bereik de omvang van de ramp, de schaal van de leegte en de diepte van zijn eenzaamheid sterker voelbaar werden.

Na een rit van bijna vijftien kilometer was zijn elektrische tank nog halfvol. Dat bevestigde zijn inschatting dat het bereik van het elektrische karretje ongeveer dertig kilometer was. Stef maakte de volgende dag een tocht de andere kant op, richting Lombez. Het landschap op die route was wat gevarieerder, met meer hoogteverschillen en bossen. Maar hij wilde niet het risico lopen om op de terugweg te stranden zonder stroom en maakte een eind voor de stad rechtsomkeer. Zo kon hij ook mogelijk onaangename taferelen in de plaats vermijden, want de kans bestond dat de slachtoffers van het virus uit de verlaten dorpjes daar hulp gezocht hadden.

Het waren opwindende uitjes en hij voelde zich een ontdekkingsreiziger in een onwerkelijke wereld die tegelijkertijd akelig vertrouwd en onheilspellend vreemd was. Het landschap, de gebouwen en de gewassen leken onder een betovering te liggen, een bevroren land wachtend op de dooi. Alsof de mensen zomaar konden terugkeren en het leven weer zijn gewone beloop zou hernemen.

Zijn leven op het landgoed had een dagelijks ritme aangenomen dat je bijna normaal zou kunnen noemen. En met de rust van het terugkerende patroon kwam een nieuwe onrust. Het gemis aan menselijk gezelschap. Stef voelde in toenemende mate de behoefte om zijn ervaringen te delen met een ander, zijn twijfels te bespreken met een lotgenoot en zijn gedachten te toetsen aan het kritisch vermogen van een verwante geest. Misschien was dat slechts de manier waarop het verlangen naar warm medemenselijk gevoel zich bij hem openbaarde, maar de eenzaamheid begon hem te bedrukken. En naarmate de dagen vorderden werd dat gevoel van eenzaamheid steeds zwaarder, als een loden last die hij achter zich aan sleepte.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *