Toen Stef later die avond, lichtelijk slingerend van de drank, de weg naar zijn tentje probeerde te vinden brak hij zich het hoofd over het zinloze lege gekwebbel van iemand als Inge. Zonder er verder al te veel bij na te denken gingen we er altijd maar van uit dat mensen wisten wat ze zeiden en dat ook meenden. We namen aan dat wat uitgesproken werd overeenkwam met de intenties, wensen en bedoelingen van iemand, of woordelijk uitdrukking gaf aan hun gevoelens en gedachten. Dat leek vanzelfsprekend en zelfs een voorwaarde voor stabiliteit en rust in de sociale orde. Maar Stef wist dat het verhaal dat mensen vertelden vaak slechts één bepaald aspect van hun complexe belevingswereld van gedachten en gevoelens vertegenwoordigde. Dat er achter de gesproken woorden vaak hele andere bedoelingen schuilgingen en dat wat gezegd werd regelmatig het doel had om de werkelijke gevoelens juist te verhullen in plaats van ze kenbaar te maken. En het meest opmerkelijke was wel dat men zich daar zelf vaak totaal niet bewust van was of wilde zijn.
Hoe inhoudslozer de mededelingen, hoe belangrijker de rol van de subtekst leek te zijn en de verborgen gevoelens die schuilgingen achter de gesproken woorden. Inge leek dat principe te illustreren met haar nietszeggende geklets, dat vooral bedoeld leek om indruk te maken. De krampachtigheid waarmee dat gebeurde leek gelijke tred te houden met haar behoefte aan aandacht en waardering. De sleutel voor het ontcijferen van zulke cryptische pogingen tot communicatie lag volgens Stef in het lezen van de lichaamstaal en gelaatsexpressie van de spreker. Onderdrukte emoties konden zichtbaar zijn in ontwijkende blikken, onrustige bewegingen van handen of voeten, rode vlekken in hals of gezicht of zelfs in uiteenlopende vormen van huiduitslag. Hij kon zich op zijn gevorderde leeftijd nog altijd erg opgelaten voelen wanneer hij moest blozen en zijn lichaam gevoelens blootgaf die hij liever voor zichzelf hield. Ook zijn recente aanval van eczeem was een voorbeeld van een uiterlijk zichtbare reactie op onderhuidse spanningen, hoewel die reactie zich meestal met een vertraging van een paar dagen openbaarde en hij dan in gedachten terug moest gaan om de oorzaak te achterhalen.
Allerlei emoties manifesteerden zich in fysieke kenmerken als hartslag, bloeddruk, transpiratie of verwijding van de pupillen. Waarzeggers en illusionisten hadden een scherp oog voor dergelijke aanwijzingen en maakten daarvan gebruik om hun publiek te verbazen. Aan de wijze waarop hun slachtoffers met zulke signalen reageerden op hun vragen konden ze afleiden of ze met hun observaties een bepaalde kant opgingen. Zo kwamen ze tot uitspraken over intieme en soms pijnlijke feiten die mensen het liefst verborgen hielden, maar onwillekeurig prijs gaven door de onbewuste aanwijzingen die ze toonden. Dat was een techniek die bekend stond als cold reading. Het was een kwestie van de juiste vragen stellen en de vaardigheid om reacties goed te kunnen waarnemen en interpreteren, zonder dat daarbij de eigen emoties in de weg stonden.
Het ging er dus vaak niet om wàt er gezegd werd, maar veeleer om hòe er gesproken werd. C’est le ton qui fait la musique. Iedereen die weleens een groep apen had gezien – in het wild of in de dierentuin – wist dat de beesten met veel misbaar uitdrukking konden geven aan hun emoties en intenties. Het opgewonden geschreeuw en gekrijs, maar ook de minder heftige kalmerende geluiden die apen voortbrengen hebben een duidelijke betekenis. De dieren geven daarmee uitdrukking aan hun gevoelens van angst en woede of juist van tevredenheid, vreugde of aanhankelijkheid. Onze evolutionaire verwanten kunnen niet spreken, maar gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal ondersteunen hun verbale uitingen, zodat er weinig misverstand kan bestaan over de boodschap die wordt afgegeven. Darwin heeft een heel boekwerk geschreven over het uitdrukken van emoties bij mens en dier. Hij stelde vast dat mensen van uiteenlopende culturen opmerkelijk
uniform zijn in hun lichaamstaal en gelaatsuitdrukkingen. En dat ze daarin vrijwel niet afwijken van apen. Het hele scala aan menselijke emoties kon kenbaar gemaakt worden zonder dat daar een gesproken woord aan te pas kwam. Stef – die een grote bewondering had voor Darwin – vond het daarom soms amusant om naar pratende mensen te kijken en in gedachten hun woorden te ontdoen van hun letterlijke betekenis. Dat kon je doen wanneer je in een luidruchtig café zat of door bijvoorbeeld het geluid van de televisie uit te schakelen. De communicatie werd op die manier gereduceerd tot gezichtsuitdrukkingen en gebaren. Hij had niet zo lang geleden een interview gezien met de wereldberoemde primatoloog Frans de Waal – die Stef trouwens weleens ontmoet had bij een gastcollege – waarin die vertelde dat hij hetzelfde trucje weleens toepaste om- dat hij ook weinig waarde hechtte aan wat mensen letterlijk zeiden. Het uitzetten van de geluidsknop kon een zeer verhelderend licht werpen op de verborgen bedoelingen en achterliggende emoties van de gesprekspartners. Hetzelfde effect deed zich voor bij een taal die je niet verstond. Je kwam er dan misschien niet achter waarover men het precies had, maar de universele lichaamstaal en de intonatie maakten meestal wel duidelijk hoe de verhoudingen lagen en welke gevoelens er op de achtergrond speelden. En dat was misschien wel de sleutel tot het juiste begrip van de intermenselijke communicatie: het ging in de kern van de zaak heel vaak over sociale verhoudingen, reputatie en status.
Op de apenrots werd de sociale hiërarchie zichtbaar in de wederzijdse verzorging van elkaars vacht. De leden van de groep bestendigden de relaties door elkaar te vlooien, waarbij vooral omhoog gevlooid en gevleid werd: apen in lagere rang bedienen eerder dominante verwanten dan andersom. Het was natuurlijk gunstig om een goede relatie te onderhouden met groepsleden die meer aanzien genoten. Bij mensen vervulde de taal soms een rol die overeenkomsten vertoonde met zulk vlooigedrag. Kwebbelen veroorzaakte een ontspannen sfeer onder gelijkgestemden en bood de gelegenheid om je status binnen de groep te verhogen. Zulk geroddel veronderstelde een vertrouwensband en maakte het mogelijk om anderen in een bedenkelijk daglicht te stellen door te wijzen op hun tekortkomingen of gebreken. Daarmee werd de band tussen de gesprekspartners bevestigd en tegelijkertijd kon die met anderen worden ondermijnd. Dit hele proces verliep meestal onbewust omdat het gedreven werd vanuit oeroude lagen in de menselijke aard.
Stef was niet zo goed in zulke sociale spelletjes en was geneigd ze nogal hypocriet te vinden. Dat gaf bijvoorbeeld in zijn relatie met Vera aanleiding tot spanningen, want zij was heel vaardig in het kritisch bespreken van anderen, terwijl Stef als reactie daarop zich geroepen voelde om haar aantijgingen te relativeren of te weerspreken. Wat natuurlijk helemaal niet de bedoeling was. Integendeel. Volgens de gebruiksaanwijzing van hun intieme sociale verbond werd er van hem verwacht kritiekloos mee te gaan in dergelijke observaties en die bij voorkeur te bevestigen. Dat hij daarin tekortschoot werkte op den duur als houtrot in het fundament van hun relatie. Bij de verbale strijd die in zulke gevallen vaak ontstond betrok Stef zijn rationele stellingen, terwijl Vera zich verschanste in het veld van haar emotionele behoeften, waarop ze elkaar in toenemende mate bestookten met wederzijdse persoonlijke verwijten. Hun onvermogen om over zulke en andere verschillen constructief te communiceren had hen in de loop der tijd van elkaar vervreemd.
Maar dat was niet het hele verhaal. Stef had opgemerkt dat er niet alleen vaak allerlei onuitgesproken gevoelens en intenties verborgen gingen achter de woorden die mensen kozen, maar dat ze soms ook weinig grip hadden op wàt ze zeiden. Dat behalve de onbewuste lichamelijke signalen ook hun woordkeuze soms onbedoeld uitdrukking gaf aan de emotie die op dat moment overheerste. Vaak flapte men er maar uit wat in het hoofd opkwam en dan bleken de hersenen soms opmerkelijke goed in staat om op de automatische piloot het onderdrukte gevoel van dat moment in een verbale reactie te verpakken. Vooral wanneer angst of vermoeidheid toesloegen liet de temperende werking van de controlerende en regulerende prefrontale cortex het weleens afweten. Zogenaamde Freudiaanse versprekingen waren daar ook een voorbeeld van. Als relatief recente evolutionaire aanwinst verkeerde onze zelfbeheersing in een doorlopende worsteling met de veel dieper gewortelde emotionele impulsen van ons honderden miljoenen jaren oude reptielenbrein. Een strijd waarin de driften van onze oudere hersenlagen vaak de overhand kregen.
In zijn eigen familiekring kende hij verscheidene voorbeelden van personen die zich snel aangevallen of bedreigd voelden en dan verbaal geagiteerd en defensief reageerden. Zulk afwerend gedrag was waarschijnlijk de onvermijdelijke keerzijde van een gebrek aan effectieve assertiviteit. Men voelde zich belaagd en in het nauw gedreven en dat riep een reactie op waarbij het spraakvermogen op een onbewust niveau gekaapt werd door de emoties. Dergelijke individuen hadden er soms een handje van om van zich af te slaan met botte opmerkingen, negatieve uitlatingen of afwijzende kritiek, veelal op een verontwaardigde, agressieve toon. Een kettingreactie van wederzijdse jij-bakken en ontkenningen kon dan het gevolg zijn. Zulke uitwisselingen vertoonden in de ogen van Stef pijnlijk veel overeenkomsten met het geagiteerde gekrijs van apen – misschien niet zozeer in volume, maar dan toch wel in de emotionele lading. Door schade en schande en veel zelfonderzoek had hij deze neiging bij zichzelf leren kennen en meestal wel onder controle – hoopte hij – hoewel het een grote bewuste inspanning vergde en hij zich soms toch liet meeslepen door zijn emoties en in momenten van stress allerlei onzin kon uitkramen.
Het fascineerde Stef mateloos dat de meeste mensen zich totaal niet bewust leken te zijn van de subtekst van hun uitlatingen en hun non-verbale communicatie en de verborgen gevoelens die ze ermee blootgaven. En dat die gevoelens die ze onbewust toonden veelal haaks stonden op wat ze beweerden als het emotioneel beladen onderwerpen over henzelf betrof. Hij was trouwens niet de enige die geboeid werd door de complexe gelaagdheid van het menselijk gedrag. Een toneelschrijver en regisseur waarmee hij een tijdlang veel had samengewerkt exploiteerde dit fenomeen in zijn voorstellingen en probeerde de persoonlijke mythologie – zoals het verhaal dat mensen erop nahielden over zichzelf werd aangeduid door deze theatermaker – van zijn karakters te ontmaskeren. Op het toneel gaf dit aanleiding tot hilarische scènes waarin tekst en lichaamstaal ieder hun eigen verhaallijn volgden, zodat de soms absurde tegenstellingen in het karakter van de personages werden blootgelegd. Het publiek werd op die manier een confronterende spiegel voorgehouden die allerlei pijnlijke vormen van verborgen hypocrisie kon onthullen. En dat was volgens Stef een uitgelezen taak voor een moderne theaterregisseur. Die vervulde in dat opzicht dezelfde rol als de aloude hofnar die met zijn komische dwaasheden de koning ongestraft om de oren kon slaan met allerlei pijnlijke waarheden over zijn tekortkomingen.
De observatie dat mensen allerlei fabeltjes creëerden om onwelgevallige feiten over zichzelf te verhullen was sinds Freud’s beschrijving van onbewuste drijfveren natuurlijk een bekend psychologisch fenomeen. Meer recentelijk had neuroloog Victor Lamme zich in zijn boek De vrije wil bestaat niet afgevraagd wie er ‘aan het stuur zit in onze hersenpan’. Met talloze voorbeelden illustreerde hij hoe ons taalvermogen een ‘babbelbox’ in ons hoofd had gecreëerd die meende de baas te zijn, terwijl onze spraak in werkelijkheid de slaaf was van onze fysieke gewaarwordingen. En dat gold niet alleen bij onaangename gespreksonderwerpen. De hersenwetenschapper stelde dat het over het algemeen nutteloos was om aan iemand te vragen waarom hij iets gedaan had, omdat men meestal geen idee had van de werkelijke drijfveren. Bij zijn dementerende moeder had Stef deze kwebbeldoos onmiskenbaar in actie gezien wanneer ze de gaten in haar geheugen trachtte te verhullen met verklaringen die ze ter plekke verzon en die vaak in flagrante tegenspraak konden zijn met de werkelijkheid of met wat ze een uur, of zelfs minuten, eerder had beweerd.
Stef werd al op jonge leeftijd geconfronteerd met de kracht van het onbewuste en de onbedwingbare emoties die erdoor veroorzaakt werden. Keer op keer moest hij constateren dat hij in de greep was van krachten die hij niet onder controle had. Tijdens zijn vroege tienerjaren maakte hij deel uit van een klein groepje vrienden dat de intiemste gevoelens met elkaar deelde en becommentarieerde. Het was de leeftijdsfase die bol stond van verwarrende emoties rond eerste verliefdheden en onoverzichtelijke sociale intriges die om uitleg en verklaring vroegen. Dat moedigde aan om zowel de eigen gevoelens als die van anderen uitgebreid onder het vergrootglas te leggen. Vooral de overweldigende gevoelens die Stef ’s eerste ervaringen in de liefde omgaven vroegen om een verklaring. Ideeën uit de populaire psychologie waren in die tijd ruimschoots voor handen en leverde allerhande aanknopingspunten om het ongrijpbare gedrag van mensen te ontrafelen. Dat was het begin geweest van zijn levenslange belangstelling voor de gecompliceerde gelaagdheid van het menselijk denken en doen. Of misschien was het beter om te spreken van een obsessie, want terwijl zijn kennis over de complexiteit van de menselijke geest in de loop der jaren toenam, bleven zijn problemen met het andere geslacht onveranderlijk onbeheersbare heftige emoties veroorzaken. En er was op den duur voldoende aanleiding om de onderzoekingen niet te beperken tot zijn problematische liefdesrelaties.
Door zich serieus te verdiepen in de psychologie en zichzelf kritisch te observeren, leerde Stef veel over de verborgen drijfveren van zijn eigen neurotische gedrag en de complexe gevoelens die ermee samenhingen. Dat hield hij zichzelf tenminste voor in zijn eigen persoonlijke mythologie. Tegelijkertijd ontwikkelde hij in de loop der tijd een gevoelig zintuig voor stemmingen, non-verbale signalen en onderdrukte emoties bij anderen. Het werd een tweede natuur om bij de mensen die hij leerde kennen vrij snel allerlei mentale processen die zich onder de oppervlakte afspeelden te identificeren. Zijn conclusies waren natuurlijk gevaarlijk speculatief, zoals een psychotherapeut hem eens fijntjes liet weten, maar hij dacht – ondanks de valkuilen van projectie, overdracht en tegenoverdracht – de innerlijke wereld die verscholen ging achter de verhalen die de mensen vertelden vaak te kunnen lezen als een open boek. Het kwam hem soms voor alsof hij in een andere werkelijkheid kon kijken, een wereld waarin mensen zich niet alleen manifesteerden als driedimensionale wezens, maar waar ook signalen uit de vierde dimensie van de tijd en een vijfde dimensie van onbewuste motivaties doorlopend aanwezig en zichtbaar waren. Het was dan ook geen wonder dat hij de omgang met mensen bijzonder uitputtend vond. Het voelde soms alsof zijn grijze cellen – die onder normale omstandig- heden bij de mens al een vijfde van alle lichaamsenergie verbruikten – in zijn geval overuren maakten om al die multidimensionale informatie te verwerken. Het begon hem pas later in zijn leven te dagen dat het vermoeiende diepgravend analyseren van het gedrag van anderen een mechanisme was geworden waarmee hij een misplaatste vorm van veiligheid probeerde te creëren voor zichzelf. Door anderen op die manier te objectiveren hield hij ze op een afstand en hoefde hij niet te worstelen met de verlammende emoties die menselijke relaties bij hem konden oproepen.
In de veronderstelling dat hij anderen iets over henzelf kon leren, had hij een tijdlang volgehouden dat hij zijn inzichten met hen moest delen. Hij stelde zich voor dat hij daarmee zijn vrienden de mogelijkheid bood om te groeien en hen hielp om hun persoonlijke valkuilen te vermijden. Die aanmatigende houding van Stef was deels een uitvloeisel van zijn intense vriendschap met Freek in de jaren tachtig. Zijn vriend had een nogal dwingende en confronterende behoefte om allerlei gevoelens bespreekbaar te maken en die informele sensitivity training had Stef enorm geholpen om iets van zichzelf te begrijpen – tot op zekere hoogte. Maar ondanks de goede bedoelingen van Stef werden zijn observaties meestal niet gewaardeerd. Integendeel zelfs. Zijn opmerkingen leken steevast opgevat te worden als een vorm van persoonlijke kritiek, terwijl hij het toch vooral bedoelde als een oprechte uiting van betrokkenheid. Zijn denkfout was waarschijnlijk dat hij verwachtte dat anderen net als hij geïnteresseerd waren in kritische introspectie en lessen die getrokken konden worden uit pijnlijke inzichten over zichzelf.
In gedachten vergeleek hij die ervaringen soms met het verhaal van Socrates, die zijn geliefde stadsgenoten geestelijk wilde verrijken door het stellen van kritische vragen. Zijn motto was gnothi seauton, ‘ken uzelf ’, dat in die tijd boven de ingang van de tempel van het orakel in Delphi stond. De Griekse filosoof vergeleek zijn werk met dat van zijn moeder, die vroedvrouw was, door te zeggen dat hij met zijn vragen zijn stadsgenoten hielp om inzichten over de waarheid te baren. Niet omdat hij zelf de waarheid kende, want dat ontkende hij, maar omdat hij wel goed was in het stellen van vragen en het hanteren van de logica en retorica. Zijn werkwijze – die wij nu kennen als de Socratische Methode – werd hem niet in dank afgenomen en kostte hem uiteindelijk zijn leven omdat zijn medeburgers vonden dat hij de jeugd moreel corrumpeerde met zijn gevraag en hem daarom als staatsgevaarlijk element tot de gifbeker veroordeelden. Zijn verdedigingsrede werd opgeschreven door zijn leerling Plato en in Stef’s theatertijd als De Apologie van Socrates met veel succes opgevoerd door de Vlaamse acteur Julien Schoenaerts.
Blijkbaar ging de behoefte aan zelfkennis bij de meeste mensen niet verder dan de grenzen van hun eigen comfort zone. Ook zijn intiemste vrienden waren geneigd om zijn opmerkingen over hun onbewuste drijfveren heftig te ontkennen. Dat gold zelfs voor Freek toen Stef de rollen een keer omkeerde. Dat sterkte hem alleen maar in zijn opvatting dat het ging om ongemakkelijke waarheden en dat ook zij zich daarom vasthielden aan de geruststellende fictie die ze over hun identiteit hadden gecreëerd.
Goedbedoelde observaties konden zo leiden tot onbuigzame discussies waarin zijn gesprekspartners de hakken in het zand zetten. Halsstarrig hield men vast aan het eigen verhaal, zonder blijk te geven van enige vorm van zelfkritiek. Niemand durfde kwetsbaarheid te tonen. Behalve Stef zelf natuurlijk, die zijn kwetsbare kant leerde te gebruiken om een bepaalde sympathie op te wekken en een sfeer van intimiteit te creëren. En soms om bepaalde gunsten te verwerven. Maar vanwege de weerstand die zijn confronterende observaties soms opriepen begon hij op den duur wel aan zijn inzichten te twijfelen. Het ontbrak de meeste mensen jammer genoeg aan een talent voor zelfspot en een vermogen om zichzelf te relativeren, zo concludeerde Stef.
Daarom voelde hij zich soms als een hofnar zonder kapriolen, zelf een tragische clown zonder humor, die zijn publiek een spiegel wilde voorhouden en omdat ze weigerden te kijken hen ermee om de oren sloeg tot de scherven in het rond vlogen. Totdat ze allemaal zijn theater uit gevlucht waren en hij eenzaam achterbleef met een vloer bezaaid met de fragmenten van gebroken illusies.
De volgende ochtend werd Stef vroeg gewekt door het geluid van een voorbijrazende trein. Zijn hoofd was nog gevoelig van de vele glazen wijn die hij gedronken had bij Les Garçons en het leek hem beter om zijn lichaam nog wat rust te gunnen. Hij doezelde wat in zijn tentje en viel uiteindelijk weer korte tijd in een lichte slaap. Toen hij uiteindelijk langzaam opgestaan was nam hij een lange hete douche. Het beloofde een zonnige dag te worden en in de wegtrekkende schaduw van zijn kater liep hij toch goedgehumeurd het stadje in. De vorige avond had hij de kerken alleen van buiten bekeken en nu nam hij de tijd om ook de interieurs te bezichtigen.
Halverwege de ochtend liep hij naar het Paleis van Jean de Bourbon, een bisschop van Le Puy die in de vijftiende eeuw abt van Cluny was geworden. In het goed bewaarde Gotische herenhuis dat uitkeek over het voormalige plein voor de kathedraal was nu het Musée d’Art et Archéologie gevestigd. Stef bracht daarbinnen de meeste tijd door in het halfduister van de voormalige bibliotheek, waar in de vitrines een aantal oude manuscripten en boeken lag uitgestald. Met behulp van de tentoongestelde oude illustraties probeerde hij zich een voorstelling te maken van het klooster in zijn gloriedagen. Net als bij Romeinse ruïnes het geval was, hielpen dergelijke afbeeldingen hem bij zijn pogingen om het verleden tot leven te brengen en door te dringen in de belevingswereld van de mensen van dat tijdperk. Dat maakte hij zichzelf althans wijs. Ook oude zwart-wit foto’s en realistische historische schilderijen konden op die manier zijn voorstellingsvermogen prikkelen. Het bracht hem voor zijn gevoel dichter bij het leven van toen en voegde op die manier een dimensie toe aan zijn observaties van het menselijk bestaan. Stef vermoedde dat zijn tijdgenoten in emotioneel opzicht niet veel verschilden van hun verre voorouders, ook al waren de omstandigheden waarin men tegenwoordig leefde totaal anders.
Stef leerde dat de abdij in het jaar 910 was gesticht door hertog Willem I van Aquitanië, aan het einde van een eeuw waarin de Noormannen de Franse kusten afschuimden en de rivieren oproeiden om rijke steden en kloosters in het binnenland te plunderen. Hij wist dat een jaar later een verslagen Vikingleider met de naam Rollo – die in de bronnen ook wel Hrolf genoemd werd en bij zijn christelijke doop de naam Robert aannam – bij het Verdrag van Saint-Clair-sur-Epte het gebied rond de monding van de Seine in leen kreeg van de Frankische koning die in Parijs hof hield. Hij werd verheven tot graaf met de verplichting om als vazal van de koning de stad te beschermen tegen invallen van zijn landgenoten. Daarmee ontstond in feite het roemruchte graafschap Normandië dat zo’n belangrijke rol zou spelen in de Middeleeuwen, vooral bij de voortdurende conflicten tussen Engeland en Frankrijk.
Zoals bekend werd Angelsaksisch Engeland in 1066 bezet door afstammelingen van deze Noormannen in Frankrijk onder leiding van Willem de Veroveraar, die een directe nazaat van Rollo was. Eleanor van Aquitanië trouwde, na haar mislukte huwelijk met koning Lodewijk VII van Frankrijk, met een achterkleinzoon van de Veroveraar – en dus ook een afstammeling van Rollo – die koning van Engeland werd. Stef zag een netwerk van historische verbanden en dwarsverbanden, waaraan je wel of niet een speciale betekenis kon geven. Het was als kijken naar de vlekken van een Rorschach-test: je eigen voorkeuren of preoccupaties bepaalden welk patroon je waarnam. Het waren tenslotte je hersenen die een lopend verhaal maakten van op zichzelf betekenisloze feiten, of die nu jezelf, de wereldgeschiedenis of een abstract schilderij betroffen.
Stef las in het museumgidsje dat de abdij van Cluny heel bescheiden was begonnen met twaalf monniken die zich vestigden bij een oude Romeinse villa. Omdat hertog Willem bij de stichting had bepaald dat de abdij rechtstreeks onder het gezag van de paus in Rome zou vallen, kon de gemeenschap buiten het bereik van de ambities van lokale wereldlijke en kerkelijke heersers uitgroeien tot een onafhankelijk spiritueel centrum met een grote internationale invloed. In Eleanor’s tijd – rond het jaar 1140 – werd abt Petrus van Cluny, die bekend stond als De Eerbiedwaardige, geroemd om zijn wijsheid en rechtvaardigheid. Hij speelde een belangrijke rol in de kerkelijke politiek van die dagen en was zeer geïnteresseerd in de wetenschappelijke kennis van de Arabieren. Hij liet zelfs een Latijnse vertaling van de Koran maken, niet omdat hij het islamitische heilige boek zo bewonderde, maar opdat hij de vermeende dwalingen van de moslims met inhoudelijke theologische argumenten zou kunnen bestrijden.
Eenmaal weer buiten, knipperend met zijn ogen in het felle zonlicht, constateerde Stef dat van de kathedraal slechts een bedroevend klein deel de turbulente tijden van de Revolutie had overleefd. Van het oorspronkelijke gebouw stond alleen de zuidelijke dwarsbeuk met haar klokkentoren nog overeind, maar de afmetingen waren nog altijd indrukwekkend. Je keek in de toren zo’n dertig meter de hoogte in. Daarin paste toch al snel een flatgebouw van acht of negen verdiepingen, berekende Stef uit de losse pols. Met de constructie van de Romaanse kathedraal werd in 1085 begonnen en tot de bouw van de Sint-Pieter in Rome in de zestiende eeuw stond in Cluny de grootste kerk van het katholicisme. Die afmetingen weerspiegelden de status en invloed die de abdij in de elfde en twaalfde eeuw had als centrum van de Benedictijnse monastieke hervormingen. Die vernieuwingsbeweging streefde naar een meer gedisciplineerd bestaan binnen de kloostermuren. Hoewel de Benedictijnse kloosterregel voorschreef dat monniken handenarbeid zouden verrichten op het land, viel dat voorschrift in de praktijk moeilijk vol te houden omdat de vele landerijen die de orde ontving uit legaten en schenkingen in de meeste gevallen al bewoond werden door lokale arbeidskrachten. Opdat de monniken niet tot ijdelheid zouden vervallen kwam de nadruk van de dagelijkse routine daardoor te liggen op spirituele activiteiten. Er ontstond zo dus een scheiding van geestelijke en wereldlijke taken. Anders dan bij de Cisterciënzers, die ter ere van God ook graag zware lichamelijke arbeid verrichtten in onontgonnen gebieden, lag bij de Benedictijnse orde in de tijd van Cluny de nadruk op studie, contemplatie en gebed – na verloop van tijd bij voorkeur in prettige materiële omstandigheden – terwijl het handwerk werd overgelaten aan lekenbroeders. Stef zag daarin een oorsprong van het clichébeeld van weldoorvoede monniken die parasiteerden op verpauperde boeren.
Na de overblijfselen van de kathedraal bezocht Stef het bijgebouw met de middeleeuwse graanzolder die was ingericht als museumruimte. Deze was niet ten prooi gevallen aan anti-kerkelijke vernielingen en er stonden enkele maquettes van de kathedraal in haar hoogtijdagen en een aantal overgebleven zuilen met kapitelen. Maar het meest indrukwekkend vond hij toch wel de ruimte van de zolder zelf, met haar complexe, prachtig gerestaureerde middeleeuwse houten dakconstructie.
Rond het middaguur zat Stef op een bankje in het park van het klooster. Het was een rare ervaring om na dagenlang gestaag doorstappen nu zo sloom rond te slenteren. Zijn benen voelden weliswaar zo slap als was, maar zijn geest was rusteloos. Dat werd er niet beter op toen hij zag dat hij een merkwaardig tekstberichtje van Livia had ontvangen: ‘Bij Nevers 1 Dtse vrnd tegengekomen. Vroeg naar jou. Niets verteld. Zijn kameraad overleden. Gr. Livia’.
De vorige dag had hij nog verlangend uitgekeken naar een berichtje van de Vlaamse vrouwen, maar hij was niet voorbereid op zo’n ontnuchterende en onheilspellende mededeling. Als Stef het bericht goed interpreteerde dan hadden de dames onderweg een van de twee schimmige Oost-Europeanen ontmoet. Die had blijkbaar naar hèm geïnformeerd. Dat was schrikken. Waarom zou dat type uitgerekend naar hem op zoek zijn? Tot zijn grote frustratie meldde Livia daar niets over. Het enige verband dat Stef kon bedenken was de zieke Duitse wandelaar die was overleden in Avallon. Maar hoe waren ze erachter gekomen dat hij het was die de stervende man gevonden had? Dat kon alleen maar via de politie zijn, toch? Daar wist men echter niet beter dan dat hij naar het zuiden zou lopen en niet de westelijke route over Nevers zou volgen. En blijkbaar waren ze daar toch naar hem op zoek geweest. Het leek hem trouwens niet waarschijnlijk dat de gendarmes erg mededeelzaam zouden zijn. En bovendien, als die achtervolgers inderdaad kwaad in de zin hadden, dan zouden ze zich niet bekend maken bij de politie. Tenzij ze wanhopig genoeg waren om te bluffen… Oh ja, het ambulancepersoneel had hem natuurlijk ook gezien! Als die een beschrijving van Stef hadden gegeven, dan zouden de onbekenden hem onmiddellijk in verband hebben gebracht met de twee vrouwen. Ze hadden hem tenslotte in Vézelay gezien in het gezelschap van de Vlaamse dames. Madeleine en Livia waren waarschijnlijk niet moeilijk te vinden geweest op de Via Lemoviciensis. Blijkbaar hadden de naspeuringen enige tijd in beslag genomen en waren de vrouwen pas in Nevers ingehaald. Wat zouden ze verteld hebben? De overgebleven Oost-Europeaan zou na al die moeite geen genoegen hebben genomen met een simpel ‘we weten het niet’. Het lag meer voor de hand dat de dames hem met een kluitje het riet ingestuurd hadden. Zou dat wel verstandig geweest zijn van ze? Misschien hadden ze omwille van hem onbewust een groot risico genomen. Het was al met al een mysterie. Waar ging het om? Wat stond er op het spel? En nu bleek ook nog dat een van de achtervolgers dood was. Hoe was die aan zijn einde gekomen? Plots herinnerde Stef zich het rare hoesten van de oudste van het tweetal toen hij ze de ochtend van zijn vertrek in Vézelay was tegengekomen. En diens bloeddoorlopen ogen. Er ging een koude rilling over zijn rug. Leken die symptomen niet op die van de zieke Duitser die eveneens overleden was? Het zweet brak hem uit.
Stef brandde van nieuwsgierigheid en moest zich bedwingen om niet meteen contact op te nemen met Livia om meer aan de weet te komen. Hij besloot even rustig na te denken over zijn reactie. Om zijn zenuwen te kalmeren liep hij peinzend heen en weer over het grindpad voor het bankje. Het begon hem te dagen dat hij misschien in een gevaarlijke situatie terecht gekomen was. Hij kon niet anders bedenken dan dat er een sinister complot gaande was, alhoewel hij geen flauw benul had van waar het om draaide. Het leek hem in ieder geval raadzaam om uiterst voorzichtig te zijn. Hij hoopte maar dat de twee vrouwen geen gevaar liepen. Als zijn verdenkingen klopten, dan had hij in ieder geval een verklaring voor het pistool dat de stervende Duitser bij zich droeg. Hetzelfde wapen dat hij nu in de rugzak bewaarde die in zijn tentje op de camping lag. De vreemdeling moet gedacht hebben dat hij niet veilig was en zich uit voorzorg bewapend hebben. Het oude pistool was misschien het een of andere oorlogssouvenir waarover hij kon beschikken. Een erfstuk of zo. Het verontrustende was wel dat dit mogelijk een aanwijzing was voor de omvang van het gevaar waarin de onbekende meende te verkeren – en dat gevaar bedreigde Stef nu wellicht ook. Want hij moest serieus rekening houden met de mogelijkheid dat een ongure gangster nu naar hem zocht op de weg naar Le Puy. En misschien had die naast zijn dode metgezel nog wel meer handlangers?
Na enig wikken en wegen stuurde Stef een bericht in telegramstijl terug: ‘Verontrustend bericht. Details? Jullie ok? Stef.’ Daarna begon het zenuwslopende wachten op een reactie. Deze onverwachte ontwikkeling liet hem niet meer los en zijn dag was helemaal ontregeld. Hij kon zich niet meer concentreren op zijn gedachten en wezenloos staarde hij over het kloosterterrein in de verte, zich afvragend wat hij het beste kon doen. Gelukkig waren de dames stand-by, want al snel piepte zijn mobieltje dat er een nieuw bericht voor hem was binnengekomen. ‘Wij OK. Verteld jij op andere route. Hij wilde weten of de dode wandelaar nog iets gezegd had. Livia’.
Aha, dat bevestigde in ieder geval zijn vermoeden dat de twee achtervolgers dus wel degelijk op zoek geweest waren naar de onbekende zieke, concludeerde Stef. En wie het dan ook was die ze gesproken hadden, hun bron had niet met zekerheid kunnen zeggen of de man nog iets gezegd had vòòr zijn dood. Dat leek erop te duiden dat ze dringend op zoek waren naar informatie waarover de zieke had beschikt. Maar wat voor informatie zou dat kunnen zijn? Stef herinnerde zich dat de man had geprobeerd iets tegen hem te zeggen. Maar die had niet veel meer uitgebracht dan wat onverstaanbaar gereutel. Hij had er alleen uit kunnen opmaken dat de zieke waarschijnlijk Duits sprak, dat was alles. Stef pijnigde zijn hersenen, maar kwam niet veel verder dan dat een van de klanken had geleken op de in het Duits veelvoorkomende vervoeging ‘-ung’. Dat hielp hem niet veel verder. Bedingung? Bedeutung? Beachtung? Achtung? Verfassung?… Misschien had de man hem willen waarschuwen? Dan had hij natuurlijk ‘Achtung’ willen zeggen. Ja, dat leek een logische gevolgtrekking. Maar daar schoot hij verder weinig mee op. De gebeurtenissen hadden hem al geleerd dat hij maar beter voorzichtig kon zijn. Eerst het wapen en nu het feit dat hij gezocht werd. Verdorie, als hij zich maar kon herinneren wat die zieke nog meer gezegd had. Stef liep op tegen een gesloten deur in zijn geheugen. Hij stuurde Livia een tekstbericht terug: ‘Heeft niets gezegd. Geen idee wat gaande is. Wees voorzichtig. Dank voor waarschuwing. Houd contact. Stef’. Hopelijk begrepen ze daaruit dat hij op de hoogte gehouden wilde worden van verdere ontwikkelingen wanneer die zich voordeden.
En nu? Hij had de belangrijkste bezienswaardigheden van Cluny wel gezien. En de lust om langer rond te kijken in het stadje was hem inmiddels vergaan. Hij werd bevangen door de rusteloosheid van een voortvluchtige. Om met iets concreets bezig te zijn besloot Stef zich voor te bereiden op zijn vertrek in de richting van Le Puy-en-Velay de volgende ochtend. Er moesten boodschappen gedaan worden voor onderweg en hij wilde eens goed kijken naar de route die hij zou volgen en de mogelijke halteplaatsen op een rijtje zetten. Le Puy was het officiële beginpunt van de Via Podiensis, maar hij vermoedde dat hij niet de enige zou zijn voor wie de tocht over die pelgrimsroute al in Cluny zou beginnen. De afstand naar Le Puy, de volgende grote bedevaartplaats, bedroeg ongeveer 220 kilometer. Dat zou te voet ruim anderhalve week in beslag nemen. Halverwege zou hij de lijn Lyon-Clermont Ferrand passeren en in het zuidelijke, mediterrane deel van Frankrijk komen. Als hij inderdaad gezocht werd in verband met de dode Duitser bij Vézelay, dan kon hij niet uitsluiten dat men hem nu op het spoor was en op deze route zou gaan zoeken. En gezien de omstandigheden was de kans groot dat zijn achtervolgers weinig goeds in de zin hadden. ‘Achtung’ zou inderdaad zijn motto moeten zijn op de weg die voor hem lag. Het was een onwerkelijke sensatie, alsof hij door het beeldscherm van een televisie was gevallen en nu een rol speelde in een onheilspellende film – een angstaanjagende eigentijdse versie van het verhaal van Alice en de Magische Spiegel.
sgey3m