Na een angstige nacht in Saugues vlucht Stef vroeg in de ochtend westwaarts in het besef dat zijn achtervolgers hem nu op de hielen zitten.
De grootste onbeantwoorde vraag bleef wel het waarom van de achtervolging. Wat was het dat men van hem wilde? (…) Tot dan toe waren de achtervolgers niet meer dan een abstracte dreiging aan de horizon gebleven, maar het werd hem nu langzaam duidelijk dat ze misschien een heel concreet gevaar vormden.
Plotseling stond Stef op een golvende open vlakte waar de mist was opgetrokken tot een laaghangende natte deken waaruit de vochtigheid in fijne druppeltjes omlaag miezerde. Het was alsof hij ontwaakte uit een benauwde droom. (…) Er hing een onnatuurlijke stilte, alsof de tijd tot stilstand was gekomen en elk geluid werd gesmoord in een bevroren moment tussen de twee tikken van een secondewijzer.
(Citaat uit De laatste reis van Stef Lichtveld: Deel 2, De schat van Eleanor: Hoofdstuk 5, Schimmen in de mist. Lees het hoofdstuk hier.)